69
12 Ingebruikname
12.1 Carrosserie verwijderen
Trek de vier borgclips aan de bovenkant van het voertuig eruit en verwijder de carrosserie voorzichtig naar boven toe.
Maak de twee stekkerverbindingen tussen het voertuig en de LED's los.
Bezetting van de twee LED-kabels op het voertuig:
Aansluiting met zwarte/rode kabel: Aansluiting voor de witte koplampen
Aansluiting met geel/groene kabel: Aansluiting voor de rode achterlichten
12.2 Batterijen/accu's in de zender plaatsen
Open het batterijenvak aan de onderkant van de zender, schuif het deksel van het batterijenvak naar achteren.
Plaats 4 batterijen van het type AA/Mignon. Let bij het plaatsen op de juiste polariteit (plus/+ en min/-), zie opdruk in
het batterijvak. Sluit het batterijvak weer.
Bij gebruik van accu's in de zender neemt de bedrijfstijd door de lagere spanning af (normale nominale
spanning = 1,5 V, oplaadbare batterij = 1,2 V). Als u toch accu's wilt gebruiken, adviseren we het gebruik
van NiMH-batterijen met een lage zelfontlading.
Om redenen van bedrijfszekerheid en gebruiksduur moet u voor de zender batterijen gebruiken en geen
oplaadbare batterijen.
12.3 Zender in gebruik nemen
Zet beide draaiknoppen in de middenstand en schakel de zender in. De LED (zie hoofdstuk 11, punt 6) op de zender
knippert.
12.4 Plaatsen en aansluiten van de aandrijfaccu
Verwijder de beugel (1) van de batterijhouder door de
twee clips (2) uit te trekken.
Plaats de aandrijfaccu zo in de accuhouder dat de aan-
sluitkabel van de accu naar de achterkant van het voertuig
wijst, zoals op de foto is aangegeven)
Plaats vervolgens de bevestigingsbeugel terug en maak
deze vast met de clips die u in het begin hebt verwijderd.
Sluit tenslotte de accu aan op het voertuig. De stekkerver-
binding is beveiligd tegen omgekeerde polariteit, gebruik
geen kracht bij het aansluiten.
1
2
2