138
Ingebruikname
DE
EN
FR
IT
ES
PT
NL
SV
FI
DA
NO
EL
CZ
HU
PL
HR
SR
SK
SL
ET
LT
LV
RO
BG
MK
Verbinding via PLC-veiligheidssleutel
Voor deze methode moet er een eindapparaat met
de besturingssoftware van het PLC-netwerk worden
gebruikt.
1.
Voor een verbinding met een PLC-netwerk met
behulp van een beveiligingssleutel,
moet u
PLC
BEVEILIGINGSSLEUTEL
selecteren.
De veiligheidssleutel wordt op het display
aangegeven.
2.
Voer de beveiligingssleutel in het betreffende
menu van de besturingssoftware van het
PLCnetwerk in om de lader in het PLC-netwerk
op te nemen.
De verbinding met het PLC-netwerk wordt
tot stand gebracht.
Als er verbinding met het PLC-netwerk is,
dan verschijnt in de statusbalk het symbool .
Gebruikersprofiel
(Porsche ID koppelen)
Wanneer de lader aan uw Porsche ID is gekoppeld,
kunt u in My Porsche en in de Porsche Connect-app
informatie over de lader en de laadprocedures
oproepen.
De lader met uw Porsche ID koppelen:
e
Roep de internetsite die op het display van
de lader staat aangegeven, in de browser van
uw eindapparaat op en voer de gebruikerscode in.
- of -
e
Scan de QR-code die op het display wordt
getoond. U kunt de QR-code op de volgende
manieren scannen:
– Porsche Connect-app gebruiken
(Mijn account > Laadkabel & apparaten >
QRcode scannen).
– Camera van uw eindapparaat gebruiken
(vanaf iOS 11, Android wijkt af).
– Gebruik een app voor het scannen van
de QRcode.
Als de koppeling is gelukt, gaat de configuratie-
assistent verder met de volgende stap.
Energiemanager verbinden
Als er geen energiemanager is, dan kan hiermee
verbinding worden gemaakt. De energiemanager
neemt dan de besturing van de laadprocedure voor
zijn rekening.
e
De aanwijzingen over het verbinden staan
in het instructieboekje van de energiemanager.
Als er geen energiemanager beschikbaar is, wordt het
voertuig geladen via de lader tegen de laadstroom
gelegd (
I
NSTELLINGEN
>
L
AADSTROOM
AANPASSEN
).
f
Zie het hoofdstuk “Laadstroom aanpassen”
Hotspot
Als integratie in het thuisnetwerk niet mogelijk is,
kan vanuit de lader een hotspot worden ingesteld,
waarmee een verbinding met de webtoepassing
van de lader mogelijk is.
e
Voor het creëren van een hotspot klikt
u op
H
OTSPOT
ACTIVEREN
.
Wanneer er een hotspot tot stand is gebracht,
staat het symbool in de statusbalk.
Laadstroom aanpassen
Hier kan de laadstroom worden ingesteld die de lader
maximaal mag toelaten wanneer het thuisnetwerk
niet over een energiemanager beschikt.
De aangegeven maximumwaarde is afhankelijk van
de aangesloten kabeltypes.
e
Stel de laadstroom op de waarde in die maximaal
beschikbaar is in het lichtnet waarop de lader
is aangesloten. Gebruik daarvoor
P
LUS
en
M
INUS
.
f
Zie het hoofdstuk “Laadstroombegrenzing”
Apparaatbeveiliging
Om te voorkomen dat een niet-geautoriseerd
voertuig op de lader wordt aangesloten, kan een
PINverzoek worden ingesteld.
1.
Selecteer
A
AN
om de PIN-opvraag te activeren.
2.
Voer een PIN van 4 cijfers in en bevestig deze.
3.
Herhaal de PIN en bevestig hem.
Het activeren van het PIN-verzoek wordt
bevestigd.
Instellen afsluiten
e
Controleer aan de hand van de
S
AMENVATTING
de betreffende instellingen en sluit
de instelprocedure af.
9Y0.012.003.A-EU.book Page 138