NL
34
i)
Houd rekening met het gevaar dat ge-
spoten materiaal kan opleveren.
Neem
de informatie en specificaties van de ma-
terialen in acht.
j)
Draag een ademmasker en oogbescher-
ming tijdens het spuiten.
k)
Richt het spuitpistool nooit op uzelf, an-
dere mensen of dieren.
l)
Zorg ervoor dat er geen dampen van op-
losmiddelen in het spuitpistool worden
gezogen.
m)
Zorg voor adequate ventilatie bij werken
binnenshuis.
n)
Let op de wind bij werken buitenshuis,
deze kan het spuitmateriaal over grote-
re afstanden dragen en schade veroor-
zaken.
o)
Laat kinderen niet met het spuitpistool
omgaan.
p)
Maak het spuitpistool nooit open om re-
paraties aan het elektrische systeem te
verrichten.
q)
Leg het spuitpistool niet op de grond.
AANVULLENDE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
OVER RISICO'S VANWEGE TRILLINGEN
a)
De gegeven trillingsgegevens vertegen-
woordigen de belangrijkste toepassin-
gen van het gereedschap, maar ander
gebruik van het gereedschap of slecht
onderhoud kunnen resulteren in andere
trillingsgegevens.
Hierdoor kan het tril-
lingsniveau significant toenemen gedurende
de gehele werkperiode.
b)
Er moeten aanvullende veiligheidsmaat-
regelen worden genomen om de gebrui-
ker te beschermen tegen de gevolgen
van trillingen.
Onderhoud het gereedschap
en de accessoires, houd de handen warm
en organiseer de werkpatronen en perio-
den.
MACHINESPECIFIEKE VEILIGHEIDSWAAR-
SCHUWINGEN VOOR SPUITPISTOLEN
a)
Draag gehoorbescherrming bij gebruik
van het spuitpistool.
Blootstelling aan la-
waai kan leiden tot gehoorverlies.
b)
Spuit alleen coating-materialen (verf,
vernis, glazuur etc.) met een vlampunt
van 55° C en hoger zonder aanvullende
waarschuwing
. Gevaarklassen A II en A III
(Duitste classificatie van coating-materiaal,
zie materiaalverpakking).
c)
Zorg ervoor dat het spuitpistool niet
wordt gebruikt op werkplekken waar-
voor regelgeving inzake explosiebe-
scherming geldt.
d)
Uit de buurt houden van ontstekings-
bronnen zoals open vuur, brandende
sigaretten, sigaren of pijpen, vonken,
gloeiende draden en hete oppervlakken
bij het spuiten.
e)
Spuit geen materialen waarvan het ge-
vaarpotentieel onbekend is.
f)
Zorg ervoor dat het spuitpistool is los-
gekoppeld voor het uitvoeren van on-
derhoud of reiniging.
g)
Gebruik het spuitpistool niet om brand-
bare materialen te spuiten.
h)
Reinig het spuitpistool niet met ont-
vlambare oplosmiddelen (vlampunt on-
der 55° C).