NL
56
NL
57
1
2
1
3
2
1
2
1
2
3
4
SPUITTECHNIEK
Houd het pistool gelijkmatig en stevig
vast op een afstand van circa 10-30 cm
van het doelobject.
1
SPUITINSTELLINGEN
Maak de wartelmoer
1
een eindje los
en draai de luchtkap
2
om de spuitin-
stellingen te selecteren; lijn deze uit
aan de hand van de markeringen.
1
MATERIAALVOLUME
Draai de aanpassing van het materiaal-
volume
8
op de trekker
5
omhoog voor
meer materiaaluitvoer.
1
REINIGEN
Het spuitpistool kan uit elkaar worden ge-
haald voor reiniging. Druk op de ontgren-
delknop
11
en verwijder het voorste deel
4
.
1
Draai de aanpassing materiaalvolume
8
op de trekker
5
omlaag voor minder
materiaaluitvoer.
2
Onvaste bewegingen zorgen voor een
zware spuitnevel en resulteren in een
ongelijkmatige oppervlaktekwaliteit.
2
Vervang de luchtfilter als deze vuil is.
2
Schroef de wartelmoer
1
los, verwijder
de luchtkap
2
, trek het mondstuk
3
er-
uit en reinig met oplosmiddel of water.
4
Vul het reservoir
6
met water of oplos-
middel (vlampunt boven 55 °C). Zet het
pistool in elkaar en spuit de inhoud op
een doek of in een reservoir totdat de
vloeistof helder is.
3
Let op!
Trek nooit aan de trekkerbe-
schermer tijdens het aanpassen van
de luchtkap. Gevaar voor verwondingen!
Let op!
Gebruik het spuitpistool
nooit zonder filter!
Let op!
Dompel het achterste deel van
het spuitpistool nooit in vloeistof on-
der. Alleen met een vochtige doek reinigen.
Let op!
Zorg ervoor dat de stekker
uit het stopcontact is alvorens u het
gereedschap uit elkaar haalt of reinigt.
1
verticale fat jet
2
ronde jet
3
horizontale fat jet