P-4
|
NEDERLANDS
|
X1NM19INT01
NL
EN
DE
FR
INSTALLATIE
De stroomsensormodule moet worden aangesloten zoals is aangegeven
op het label op de voorzijde:
1. De externe voedingsadapter is aangesloten op de twee buitenste aansluitingen
bovenop de module.
Opmerking:
Polariteit is belangrijk! 1 van de 2 draden van de voedingsadapter heeft een gebroken
witte streep. Deze draad is de GND (aardaansluiting) van de voedingsadapter en moet daarom worden
aangesloten op de GND-pin (rechts) van de module. De andere draad is de +5 V-draad en moet
worden aangesloten op de +5 V-pin (links) van de module. De pin in het midden wordt niet gebruikt.
2. De stroomtransformatoren (CT): Er kunnen maximaal 3 CT-koppen worden aangesloten
op de module. De verbindingen bevinden zich aan de onderkant van de module en zijn
aangemerkt met L1, L2 en L3 op het label aan de voorkant. Iedere CT-draad kan boven
een andere worden gemonteerd. Hoewel iedere meetkop is voorzien van 2 verschillend
gekleurde draden, is de polariteit niet van belang bij het aansluiten.
3. De CT’s die zijn verbonden met L1, L2 en L3 moeten in de correcte volgorde worden
aangesloten op de eerste, tweede en derde fase van het elektriciteitsnet van het huis.
Er staan pijlen op de CT, maar de richting is niet belangrijk.
4. De stroomkabel aansluitingen op het klemmenblok van het laadpunt dient overeen te
komen met de L1, L2 en L3 van de module. Voor een 1 fase installatie dient de L1 CT
op dezelfde fase geleider te zitten als die is aangesloten op het klemmenblok.
+5
V
G
ND
ST
B
L1
L2
L3
CS
P1
+5
V
G
ND
ST
B
L1
L2
L3
CS
P1
+5
V
G
ND
ST
B
L1
L2
L3
CS
P1
+5V
GND
STB
L1
L2
L3
CS
P1
+5
V
G
ND
ST
B
L1
L2
L3
CS
P1