
NL
45
F-050737L
drie jaar het mes inspecteren bij een erkend ser-
vice center of vervang het door een origineel
nieuw exemplaar.
Vervangen van het mes
(Figuur 7)
1. Verwijder de maaibehuizing. Zie de aanwij-
zingen onder “Verwijderen van de maaibe-
huizing”.
2. Gebruik een stuk hout om te voorkomen dat
het mes gaat draaien.
3. Verwijder de
moer (3)
die het
mes (1)
op zijn
plaats houdt.
4. Controleer het
mes (1)
en de
tussenring (5)
volgens de aanwijzingen onder “inspecteren
van het mes”. Vervang een versleten of be-
schadigd mes met een origineel nieuw exem-
plaar. Neem contact op met een erkend
service center in uw omgeving.
5. Maak zowel de bovenkant als de onderkant
van de maaibehuizing schoon en verwijder al
het gras en andere rommel.
6. Plaats het
mes (1)
en de
tussenring (5)
op
de
as (6)
.
7. Plaats het
mes (1)
zodanig dat de ophefran-
den (7) omhoog wijzen. Als het mes onderste
boven zit zal het niet goed snijden en kan het
een ongeluk veroorzaken.
8. Zet het
mes (1)
vast met de originele ringen
en
moer (3)
. Zorg dat de platte kant van de
getrapte
ring (2)
tegen het
mes (1)
aan komt
te zitten.
WAARSCHUWING: Zorg er altijd
voor dat de moer (3) die het mes (1)
op zijn plaats houdt goed vast zit.
Een losse moer of een los mes kunnen een
ongeluk veroorzaken.
9. Draai de
moer (3),
die het
mes (1)
op zijn
plaats houdt, vast met een moment van
41,5 Nm.
10.Plaats de maaibehuizing terug. Zie “Verwij-
deren van de maaibehuizing”.
Instellen van de mesrotatie
WAARSCHUWING: Om ongevallen
te voorkomen moet de mesrotatie-
bediening goed werken.
Bij normaal gebruik hoeft de mesrotatie niet aan-
gepast te worden. Echter, als de maai-prestatie
en kwaliteit achteruit gaan, moet u de volgende
aanpassingen verrichten.
1. Zorg dat tijdens het maaien de gashendel in
de FAST stand staat.
2.
(Figuur 8
)
Zet de mesrotatiebediening in de
DISENGAGE stand (1)
.
3. Zet de motor af en trek de bougiekabel los.
4. Controleer het (de) mes(sen). Zorg dat de
mesranden geslepen zijn. Een bot mes zal
tot gevolg hebben dat de punten van het
gras bruin worden.
5.
(Figuur 9)
Maak de
mesaandrijfveer (2)
los
van de
mesbedieningsstang (1)
. Haak de
mesaandrijfveer (2)
in het
middelste gat
(4)
.
Hierdoor wordt de spanning op de maaiaan-
drijfveer vergroot.
6. Duw de bougiekabel weer op de bougie.
Maai een korte afstand en controleer op-
nieuw de kwaliteit van het gemaaide gras.
Zet de
mesaandrijfveer (2)
in het
onderste
gat
(5)
, indien nodig.
7. Controleer de kwaliteit van het gemaaide gras
opnieuw. Als de kwaliteit nog niet verbeterd is,
moet u de maaiaandrijfriem vervangen. Als dit
ook niet helpt, moet u de maaier naar een er-
kend service center brengen.
8. Zet de mesrotatiebediening in de DISEN-
GAGE stand (1) en zet de motor af.
9.
(Figuur 10)
Controleer de werking van de
mesrem. Draai de schijven met de hand en
vergewis u ervan dat de
remblokken (7)
te-
gen de schijven drukken.
WAARSCHUWING: Als de remblok-
ken (7) niet stevig tegen de schijven
drukken, moet u de maaier naar een
erkend service center brengen.
10.
(Figuur 8)
Zet de mesrotatiebediening in de
ENGAGE stand (2)
.
11.
(Figuur 10)
Controleer de
remblokken (1)
van de
mesrem (7)
. Vervang de remblokken
als ze sterk versleten of beschadigd zijn. De
juiste onderdelen en assistentie zijn verkrijg-
baar via een erkend service center.
12.Duw de bougiekabel weer op de bougie.
Maai een korte afstand en controleer op-
nieuw de werking van de mesrotatie.
13.Als u de mesrotatiebediening in de DISEN-
GAGE stand zet, moet het geheel binnen vijf
seconden tot stilstand komen. Als u een
nieuwe maaiaandrijfriem heeft en deze speling
vertoont of het mes blijft doordraaien, moet u
de mesrotatie vijf keer in- en uit-schakelen om
overmatig rubber van de riem te verwijderen.
Breng de maaier naar een erkend service cen-
ter als u hulp nodig heeft.
14.
(Figuur 9)
Als u een nieuwe aandrijfriem
plaatst, moet de
mesaandrijfveer (2)
in het
bovenste gat (3)
gehaakt worden.
Instellen van de versnellingshendel
(Figuur 18)
Als de NEUTRAL stand van de versnellingshen-
del niet overeenkomt met de werkelijke neutrale
(vrij) stand van de tandwielkast, moet u de ver-
snellingshendel als volgt instellen.
1. Stop de motor.
2. Maak de
instelmoer (2)
los van de
schake-
larm (3)
.
3. Zorg ervoor dat de versnellingshendel in de
NEUTRAL stand staat.
4. Duw de machine naar voren en zorg dat de
tandwielkast vrij (in de neutrale stand) staat.
5. Breng de
instelmoer (2)
op één lijn met het
gat in de
schakelarm (3)
door aan de
instel-
moer (2)
te draaien.
6. Maak de
instelmoer (2)
weer vast aan de
schakelarm (3)
.
7. Vergewis u ervan dat de NEUTRAL stand
van de versnellingshendel nu overeenkomt
met de werkelijke neutrale (vrij) stand van de
tandwielkast.
Controleren en instellen van de
koppeling
(Figuur 11)
Als de aandrijfriem los zit zal de koppeling slip-
pen als u: een helling op rijdt, een zware last
trekt of de maaier zal in zijn geheel niet rijden.
Stel de koppeling in als volgt.
WAARSCHUWING: Voordat u de
maaier gaat inspecteren, afstellen
of repareren, moet u de bougieka-
bel van de bougie af trekken om te voorko-
men dat de motor onverhoeds start.
1. Controleer dat de hoofdaandrijfriem goed is
geïnstalleerd en aan de binnenkant van de
riemgeleidingen loopt.
2. Verwijder de
splitpen (1), ring (2)
en
rem-
veer (3)
van de
instelbare moer (4)
.
3. Haal de instelbare
moer (4)
van de
remarm
(5)
en de
handremgrendel (6)
af.
4. Breng het gat in de
remarm (5)
op één lijn
met het gat in het frame. Voorkom dat de
re-
marm (5)
gaat bewegen met een 6 mm bout
of
metalen pen (7)
.
5. Trek de koppelingstaaf naar voren totdat hij
niet verder kan. Draai aan de
instelbare
moer (4)
totdat deze past in het gat in de
re-
marm (5)
.
6. Doe de
handremgrendel (6), remarm (5),
remveer (3)
en ring weer op de
instelbare
moer (4)
en maak het geheel vast met de
splitpen (1)
.
7. Verwijder de 6 mm bout of
metalen pen (7)
.
8. Als de hoofdaandrijfriem nog steeds slipt na-
dat de koppeling is ingesteld, dan is de riem
versleten of beschadigd en moet hij vervan-
gen worden. Zie “Vervangen van de hoofd-
aandrijfriem”.
Controleren en instellen van de voetrem
(Figuur 12)
Duw het koppelings/rempedaal geheel in. Trek
de handrem aan. Zet de versnellingshendel in
de neutrale (N) stand. Duw de maaier naar vo-
ren. Als de achterwielen draaien moeten de
remblokken vervangen worden. Stel de
voetrem
(1)
in als volgt.
1. De
rem (1)
bevindt zich aan de rechter kant
van de
tandwielkast (3)
.
2. Vergewis u ervan dat de handrem aangetrok-
ken is en de versnellingshendel in de neu-
trale (N) stand staat. Draai de
zeskantmoer
(2)
met de klok mee totdat de achterwielen
niet meer draaien als u de machine naar vo-
ren duwt.
3. Zet de machine van de handrem af en duw
hem naar voren. Als de wielen niet mee-
draaien, moet u de
zeskantmoer (2)
tegen
de klok in draaien totdat de wielen gaan
draaien.
4. Trek de handrem aan en duw de machine
weer naar voren. Als de achterwielen niet
draaien is de
voetrem (1)
goed ingesteld.
Zet de machine van de handrem af.
WAARSCHUWING: Vervang de
remblokken als het niet lukt om de
rem goed in te stellen. De juiste re-
serve onderdelen zijn te verkrijgen via een
erkend service center.
Verwijderen van de accu
(Figuur 4
)
Om de
accu (1)
op te laden of te reinigen, moet
u hem als volgt uit de machine halen.