7
5
Registratie van de adresnummers voor het koelsysteem en de apparaten
Druk de
E
[
]-knop in. De adresnummers van het koelsysteem en
van de apparaten worden geregistreerd.
Na een tijdje begint de aanduiding voor de werkstand “– –” te knipperen.
* Als de aanduiding “
” knippert in het display voor de kamertemperatuur, maakt
het geselecteerde koelsysteemadres geen deel uit van het systeem.
Als de aanduiding “F” wordt weergegeven in het display voor het adresnummer
van het apparaat, en als dit samen met het adres voor het koelsysteem knippert,
bestaat het geselecteerde adresnummer voor het apparaat niet. Stel de juiste
adresnummers in voor het koelsysteem en de apparaten door de stappen
2
en
3
te herhalen.
[Instelprocedure] (Alleen instellen als er een wijziging moet worden gemaakt.)
1
Controleer de instellingen van alle werkstanden. Als de instellingen van een werkstand zijn gewijzigd door een functiekeuze, worden ook de functies van die werkstand gewijzigd.
Controleer de instelling zoals beschreven in de stappen
2
t/m
7
en wijzig de instelling met behulp van de items in het controleveld van Tabel 1. Voor de febrieksinstellingen raadpleegt u de installatiehandleiding van het binnenapparaat.
2
Zet de afstandsbediening uit.
Houd de knoppen
A
[FILTER] en
B
[TEST] tegelijkertijd twee seconden of
langer ingedrukt.
De aanduiding “FUNCTION SELECTION” knippert een tijdje en het display
van de afstandsbediening verandert zoals hieronder aangegeven.
3
Stel het nummer van het adres van het koelsysteem van het buitenapparaat in.
Als de
C
[
CLOCK) (
) of (
)]-knop wordt ingedrukt, loopt het adresnummer op
of af, tussen 00 en 15. Stel in op het nummer van het koelsysteem waarvoor u een
functie wilt kiezen.
(Deze stap is onnodig voor een enkelvoudig koelsysteem.)
Aanduiding van
koelsysteem
* Als de afstandsbediening uitgeschakeld wordt nadat de aanduidingen voor de “FUNCTION SELECTION” en voor de kamertemperatuur twee seconden lang knipperend “
”
hebben weergegeven, is er vermoedelijk iets mis met de communicatie. Controleer of er zich geen storingsbronnen in de nabijheid van de transmissieleiding bevinden.
OPMERKING: Als ubij de bediening een fout maakt, stop dan met het instellen van de functies door stap
<
uit te voeren en begin weer opnieuw met stap
2
.
4
Stel het nummer voor het adres van het binnenapparaat in.
Druk de
D
[
ON/OFF]-knop in. De aanduiding “– –” voor het adresnummer
van het binnenapparaat knippert.
* Voor het instellen van de werkstanden 1 t/m 3, stelt u het adresnummer in op “00”.
* Bij instellen van de werkstanden 7 t/m 11:
- Bij instellingen voor de verschillende binnenapparaten, zet u het adresnummer op “01-04”.
- Als u batchinstellingen maakt voor alle binnenapparaten tegelijkertijd, zet u het adresnummer op “AL”.
Als u de
C
[
CLOCK (
) en (
)]-knoppen indrukt, verandert het adresnummer van het
binnenapparaat in deze volgorde: 00
→
01
→
02
→
03
→
04
→
AL. Kies het nummer van het
adres van het binnenapparaat waarvoor u de functies wilt instellen.
Aanduiding van
nummer van adres
Aanduiding voor
werkstandnummer
Als u de registratie uitvoert met behulp van de
E
[
]-knop, begint de venti-
lator van het binnenapparaat te werken. Als u de locatie van de binnenapparaten wilt
weten waarvoor u de functies heeft geselecteerd, kunt u dit hier controleren. Als het
adresnummer van het binnenapparaat “00” of “AL” is, wordt bij alle binnenapparaten
van het geselecteerde koelsysteem de ventilator in werking gesteld.
Voorbeeld: als het adresnummer van het koelsysteem 00 is, wordt het adres van het binnenapparaat geregistreerd als 02.
* Als u apparaten uit verschillende koelsystemen in een groep heeft opgenomen en
de ventilator van een binnenapparaat uit een andere groep dan degene die u heeft
opgegeven, treedt in werking, dan is een bepaald adres vermoedelijk gedupliceerd.
Controleer de adressen van de koelsystemen bij de draaischakelaars van het buitenapparaat.
Buitenapparaat
Binnenapparaat
Adres koeleenheid = 00
Adres apparaat
nr. 01
Ventilator in werking
Registratie
Adres apparaat
nr. 02
Adres apparaat
nr. 03
Afstandsbediening
6
Keuze werkstandnummers
Selecteer het werkstandnummer dat u wilt instellen, met de
F
[
TEMP. (
) of (
)]-knoppen. (Alleen de instelbare werkstandnummers kunnen worden gekozen.)
Werkstandnummer 02 = positie voor kamertemperatuurdetectie
Kies het nummer van de instelling met behulp van de
F
[
TEMP. (
) en
(
)]-knoppen.
Aanduiding voor
instelnummer
Instelling nummer 1 = balans simultane bediening binnenapparaten
Instelling nummer 3 = ingebouwde sensor van afstandsbediening
8
De gemaakte instellingen van de stappen
3
t/m
7
worden geregistreerd.
Als de
E
[
]-knop wordt ingedrukt, knipperen de aanduidingen voor het werkstandnummer en het nummer van de instelling en het registreren begint. Het
knipperende werkstandnummer en instellingsnummer lichten continu op en de instelling is voltooid.
* Als de aanduiding “– –”op de plaats voor het werkstandnummer en het instellingsnummer verschijnt en de aanduiding “
” knippert in het display voor de kamertemperatuur, is er vermoedelijk iets mis met de communicatie.
Controleer of er zich geen storingsbronnen in de nabijheid van de transmissieleiding bevinden.
9
Als u nog meer functies wilt selecteren, herhaalt u de stappen
3
t/m
8
.
<
Instellen van functies be‘indigen
Houd de knoppen
A
[FILTER] en
B
[TEST] tegelijkertijd meer dan twee seconden lang ingedrukt.
Na een tijdje verdwijnt het display voor de functiekeuze en in de afstandsbediening keren de aanduidingen voor een uitgeschakelde afstandsbediening terug.
* Let erop dat u, na het instellen van de functies, de airconditioner minimaal 30 seconden lang niet bediend met de afstandsbediening.
OPMERKING: Als de functies van een binnenapparaat zijn gewijzigd door de functiekeuzeprocedure nadat de installatie was voltooid, geef de ingestelde functies
dan altijd op door een
嘷
of een ander teken in te voeren in het betreffende controleveld van Tabel 1.
Aanduiding voor
werkstandnummer
7
Kies het instellingenoverzicht van de geselecteerde werkstand.
Als u de
G
[
MENU]-knop indrukt, knippert het instelnummer waarop op
dat moment is ingesteld. Hiermee kunt u controleren welke functies zijn
ingesteld.