5
Vorbild • Prototype
Exploitation dans le réelle • Grootbedrijf
Informations concernant la locomotive réelle
La VI b (future série 75.1-3 de la DRG) avait fait ses preuves sur les
lignes sinueuses et à forte déclivité du Pays de Bade. C’est pourquoi les
chemins de fer du Pays de Bade, pour l’évolution de ce type, optèrent
à nouveau pour la disposition d’essieux 1C1 (131), en équipant toutefois
les machines du nouveau type « VI c » d‘un mécanisme d’entraînement
à vapeur surchauffée. La charge par essieu autorisée, plus élevée, per-
mettait non seulement l’installation d’un surchauffeur, mais également
celle d’une chaudière plus grande, ce qui permit d’accroître encore la
puissance et la vitesse de la nouvelle locomotive. Dans cette optique,
le diamètre des roues fut augmenté et passa de 1480 à 1600 mm, tout
comme l’empattement fixe qui passa quant à lui de 3400 à 4000 mm. La
locomotive tender 1C1 (131) des Länderbahn la plus rapide d‘Allemagne
était née.
Les premières machines furent livrées en 1914 par l’entreprise Maschi-
nenbau-Gesellschaft Karlsruhe (MBG). Avec six autres séries de livrai-
son, 92 machines au total purent être mises en service jusqu’en 1917.
Avec le modèle précédent VI b, elles représentaient environ 50 pourcent
de tout le parc roulant badois actif. En 1918, après la fin de la première
guerre mondiale, 28 locomotives durent être cédées comme réparation
(locomotives « armistice ») dont 15 partirent en France et 13 en Belgique.
La VI c représentant toutefois une construction très réussie et adaptée
à presque tous les types d’exploitation, une nouvelle commande de 43
machines fut passée dans la période de transition avant l‘avènement de
la Deutsche Reichsbahn (DRG). La DRG reprit au total 107 exemplaires
immatriculées 75 401 à 494 (avec lacunes) et 75 1001 à 1023 ainsi que
1101 à 1120.
Ce n’est qu’en 1967 que la dernière VI c, la 75 1118, fut réformée.
Aujourd‘hui, elle fonctionne encore comme locomotive-musée de
l‘association des amis du chemin de fer de la ville d‘ULM (UEF) et circule
en tant que telle entre Amstetten et Gerstetten. La DR conserva encore
29 locomotives après 1945 qui, jusqu’à la fin des années 1960, circulaient
à Haldensleben, Bautzen et Löbau.
Informatie van het voorbeeld
Op de bochtige en steile trajecten in Baden had het type VI b (de latere
DRG-serie 75.1-3) zich al goed bewezen. De Badense staatsspoorwe-
gen grepen daarom, bij de verdere ontwikkelingen van dit type terug
op de asindeling 1’C1’’ maar voerden echter het nieuwe type “VI c”
met een oververhitte-stoomaandrijving uit. De hogere toegelaten
asdruk maakte het mogelijk om, naast het inbouwen van een overver-
hitter, ook de ketel te vergroten. Zodoende kon de trekkracht en de
snelheid van de nieuwe loc in eenmaal verhoogd worden. Vanuit dat
gezichtspunt werd de drijfwieldoorsnee vergroot van 1480 naar
1600 mm en de vaste wielstand van 3400 naar 4000 mm. Zo ontstond de
snelste lokaalbaan -1’C1’- tenderloc van Duitsland.
De eerste levering gebeurde in 1914 door de Maschinenbau-Ge-
sellschaft Karlsruhe (MBG). Met zes verdere leverseries konden tot
1917 in totaal 92 machines in dienst gesteld worden. Samen met het
voorgangermodel VI b waren ze goed voor ongeveer 50 procent van
het actieve Badense locomotiefpark. In 1918 moeten na het einde van
de Eerste Wereldoorlog, 28 locs als herstelbetaling (wapenstilstand-
locs) afgegeven worden, 15 stuks naar Frankrijk en 13 naar België.
Aangezien echter de VI c voor vrijwel alle diensten inzetbaar was en
een succesvolle constructie had, werden in de overgangtijd naar de
Deutschen Reichsbahn (DRG) nog eens 43 machines nabesteld.
In totaal nam de DRG dan nog 107 exemplaren als 75 401-494 (met
luiken) en 75 1001-1023 evenals de 1101-1120 over.
Met de 75 1118 werd pas in 1967 de laatste VI c buiten dienst genomen.
Deze is heden ten dage in bedrijf als museumloc van de Ulmer Eisen-
bahnfreunde (UEF) en rijdt in het museumbedrijf tussen Amstetten en
Gerstetten. Bij de DR verbleven na 1945 nog 29 locomotieven. Ze reden
tot het eind van de zestigerjaren van de twintigste eeuw in Haldensle-
ben, Bautzen und Löbau.
