42 NEDERLANDS
Onvoldoende accuspanning:
De resterende acculading is te laag en het gereedschap
start niet. In dat geval verwijdert u de accu en laadt u
die opnieuw op.
De resterende acculading
controleren
Alleen voor accu´s waarvan het modelnummer
eindigt op "B".
►
Fig.3:
1.
Indicatorlampjes
2.
Testknop
Druk op de testknop op de accu om de resterende
acculading te zien. De indicatorlampjes branden gedu
-
rende enkele seconden.
Indicatorlampjes
Resterende
acculading
Brandt
Uit
Knippert
75% tot 100%
50% tot 75%
25% tot 50%
0% tot 25%
Laad de accu
op.
Er kan een
storing zijn
opgetreden in
de accu.
OPMERKING:
Afhankelijk van de gebruiksomstan
-
digheden en de omgevingstemperatuur, is het moge-
lijk dat de aangegeven acculading verschilt van de
werkelijke acculading.
De trekkerschakelaar gebruiken
►
Fig.4:
1.
Trekkerschakelaar
LET OP:
Alvorens de accu in het gereed-
schap te plaatsen, moet u altijd controleren of de
trekkerschakelaar goed werkt en bij het loslaten
terugkeert naar de stand “OFF”.
Om het gereedschap te starten, knijpt u gewoon de
trekkerschakelaar in. Hoe harder u de trekkerscha-
kelaar inknijpt, hoe sneller het gereedschap draait.
Laat de trekkerschakelaar los om het gereedschap te
stoppen.
OPMERKING:
Het gereedschap stopt automatisch
wanneer u de trekkerschakelaar gedurende ongeveer
6 minuten ingeknepen houdt.
De lamp op de voorkant gebruiken
LET OP:
Kijk niet direct in het lamplicht of in
de lichtbron.
►
Fig.5:
1.
Lamp
►
Fig.6:
1.
Knop
Om de lampstatus in te schakelen, houdt u de
knop
gedurende één seconde ingedrukt. Om de
lampstatus uit te schakelen, houdt u de knop
nog-
maals gedurende één seconde ingedrukt.
Als de lampstatus is ingeschakeld, knijpt u de trek
-
kerschakelaar in om de lamp in te schakelen. Om uit
te schakelen, laat u hem los. Ongeveer 10 seconden
nadat u de trekkerschakelaar hebt losgelaten, gaat de
lamp uit.
Wanneer de lampstatus uitgeschakeld is, zal de lamp
niet gaan branden, ook al knijpt u de trekkerschakelaar
in.
OPMERKING:
Om de lampstatus te controleren,
knijpt u de trekkerschakelaar in. Als de lamp gaat
branden wanneer u de trekkerschakelaar inknijpt, is
de lampstatus ingeschakeld. Als de lamp niet gaat
branden, is de lampstatus uitgeschakeld.
OPMERKING:
Wanneer het gereedschap oververhit
is, knippert het licht gedurende een minuut waarna
het LED-display uit gaat. In dat geval laat u het
gereedschap afkoelen alvorens het weer in gebruik
te nemen.
OPMERKING:
Gebruik een droge doek om vuil van
de lens van de lamp af te vegen. Wees voorzichtig
dat u de lens van de lamp niet bekrast omdat dan de
verlichting minder wordt.
OPMERKING:
U kunt de lampstatus niet omschake-
len, zolang de trekkerschakelaar wordt ingeknepen.
OPMERKING:
Ongeveer 10 seconden na het losla-
ten van de trekkerschakelaar kunt u de lampstatus
omschakelen.
De omkeerschakelaar bedienen
►
Fig.7:
1.
Omkeerschakelaar
LET OP:
Controleer altijd de draairichting
alvorens het gereedschap te starten.
LET OP:
Verander de stand van de omkeer-
schakelaar alleen nadat het gereedschap volledig
tot stilstand is gekomen.
Als u de draairichting
verandert terwijl het gereedschap nog draait, kan het
gereedschap beschadigd raken.
LET OP:
Zet de omkeerschakelaar altijd in de
neutrale stand wanneer u het gereedschap niet
gebruikt.
Dit gereedschap heeft een omkeerschakelaar voor het
veranderen van de draairichting. Druk de omkeerscha-
kelaar in vanaf kant A voor de draairichting rechtsom, of
vanaf kant B voor de draairichting linksom.
Wanneer de omkeerschakelaar in de neutrale
stand staat, kan de trekkerschakelaar niet worden
ingeknepen.