31 NEDERLANDS
De resterende acculading controleren
Alleen voor accu’s met indicatorlampjes
►
Fig.2:
1.
Indicatorlampjes
2.
Testknop
Druk op de testknop op de accu om de resterende
acculading te zien. De indicatorlampjes branden gedu
-
rende enkele seconden.
Indicatorlampjes
Resterende
acculading
Brandt
Uit
Knippert
75% tot 100%
50% tot 75%
25% tot 50%
0% tot 25%
Laad de accu
op.
Er kan een
storing zijn
opgetreden in
de accu.
OPMERKING:
Afhankelijk van de gebruiksomstan
-
digheden en de omgevingstemperatuur, is het moge-
lijk dat de aangegeven acculading verschilt van de
werkelijke acculading.
Gereedschap-/accubeveiligingssysteem
Het gereedschap is uitgerust met een gereedschap-/
accubeveiligingssysteem. Dit systeem schakelt automa
-
tisch de voeding uit om de levensduur van het gereed-
schap en de accu te verlengen. Het gereedschap kan
tijdens het gebruik automatisch stoppen als het gereed
-
schap of de accu aan één van de volgende omstandig-
heden wordt blootgesteld:
Overbelastingsbeveiliging
Deze beveiliging treedt in werking wanneer het gereed
-
schap wordt gebruikt op een manier waarop een
abnormaal hoge stroomsterkte wordt getrokken. In die
situatie schakelt u het gereedschap uit en stopt u de
toepassing die ertoe leidde dat het gereedschap over-
belast raakte. Schakel vervolgens het gereedschap in
om het weer te starten.
Oververhittingsbeveiliging
Deze beveiliging treedt in werking wanneer het gereed
-
schap of de accu oververhit is. In die situatie laat u het
gereedschap en de accu eerst afkoelen voordat u het
gereedschap opnieuw inschakelt.
Beveiliging tegen te ver ontladen
Deze beveiliging treedt in werking wanneer de reste
-
rende acculading laag wordt. In die situatie verwijdert u
de accu vanaf het gereedschap en laadt u de accu op.
De trekkerschakelaar gebruiken
►
Fig.3:
1.
Trekkerschakelaar
LET OP:
Alvorens de accu in het gereed-
schap te plaatsen, moet u altijd controleren of de
trekkerschakelaar goed werkt en bij het loslaten
terugkeert naar de stand “OFF”.
Om het gereedschap te starten, knijpt u gewoon de
trekkerschakelaar in. Hoe harder u de trekkerschakelaar
inknijpt, hoe sneller het gereedschap draait. Laat de trek
-
kerschakelaar los om het gereedschap te stoppen.
De lamp op de voorkant gebruiken
►
Fig.4:
1.
Lamp
LET OP:
Kijk niet direct in het lamplicht of in
de lichtbron.
Knijp de trekkerschakelaar in om de lamp in te schake
-
len. De lamp blijft branden zo lang de trekkerschakelaar
wordt ingeknepen. De lamp gaat uit vlak nadat de trek-
kerschakelaar is losgelaten.
OPMERKING:
Gebruik een droge doek om vuil van
de lens van de lamp af te vegen. Wees voorzichtig
dat u de lens van de lamp niet bekrast omdat dan de
verlichting minder wordt.
De omkeerschakelaar bedienen
►
Fig.5:
1.
Omkeerschakelaar
LET OP:
Controleer altijd de draairichting
alvorens het gereedschap te starten.
LET OP:
Verander de stand van de omkeer-
schakelaar alleen nadat het gereedschap volledig
tot stilstand is gekomen.
Als u de draairichting
verandert terwijl het gereedschap nog draait, kan het
gereedschap beschadigd raken.
LET OP:
Zet de omkeerschakelaar altijd in de
neutrale stand wanneer u het gereedschap niet
gebruikt.
Dit gereedschap heeft een omkeerschakelaar voor het
veranderen van de draairichting. Druk de omkeerscha-
kelaar in vanaf kant A voor de draairichting rechtsom, of
vanaf kant B voor de draairichting linksom.
Wanneer de omkeerschakelaar in de neutrale
stand staat, kan de trekkerschakelaar niet worden
ingeknepen.
Snelheidskeuze
►
Fig.6:
1.
Snelheidskeuzeknop
LET OP:
Zet de snelheidskeuzeknop altijd
volledig in de juiste stand.
Als u het gereedschap
gebruikt met de snelheidskeuzeknop halverwege
tussen de standen "1" en "2", kan het gereedschap
beschadigd worden.
LET OP:
Verander de instelling van de snel-
heidskeuzeknop niet terwijl het gereedschap
draait.
Dat kan het gereedschap beschadigen.