
Nederlands 5 Nederlands
Installatie en bediening
Lees dit hoofdstuk helemaal door voordat u het apparaat
installeert of gebruikt.
Plaats en omgeving
Deze machine werkt onder zware omstandigheden.
Enkele eenvoudige voorzorgsmaatregelen garanderen
een betrouwbare werking en lange levensduur:
Plaats het apparaat niet op een ondergrond met een
hoek van meer dan 15°.
Gebruik dit apparaat niet voor het ontdooien van
waterleidingen.
Plaats het apparaat op een plek waar schone lucht vrij
kan circuleren en waar de lucht uit de
ventilatieopeningen niet wordt belemmerd. Bedek het
ingeschakelde apparaat niet af met papier, doek of
iets dergelijks.
Zorg dat er zo weinig mogelijk stof en vuil in het
apparaat wordt gezogen.
Dit apparaat heeft een IP23-beschermingsgraad.
Houd het apparaat zo veel mogelijk droog en plaats
het niet op vochtige grond of in plassen.
Plaats het apparaat zo mogelijk weg van
radiobestuurde apparatuur. Normaal gebruik kan de
werking van nabije radiobestuurde apparatuur negatief
beïnvloeden, met ongevallen of schade tot gevolg.
Lees het hoofdstuk Elektromagnetische Compatibiliteit
van deze handleiding.
Gebruik het apparaat niet op plaatsen met een
omgevingstemperatuur van meer dan 40 °C.
Inschakelduur en oververhitting
De inschakelduur van het apparaat is het percentage van
de tijd (in een cyclus van 10 minuten) dat een lasser het
apparaat kan gebruiken bij een aangegeven lasstroom.
Voorbeeld: 60% inschakelduur:
6 minuten lassen.
4 minuten pauze.
Bij een te lange verlenging van de inschakelduur wordt
het thermische-beveiligingscircuit geactiveerd.
Deze machine wordt met een thermostaat tegen
oververhitting beschermd. Wanneer de machine
oververhit is, gaat de lasuitgang van de machine uit en
gaat het lampje voor thermische overbelasting branden
(op het voorpaneel van de draadaanvoer). Als de machine
weer is afgekoeld tot een veilige temperatuur, gaat het
lampje voor thermische overbelasting uit en kan de
machine weer normaal werken. Opmerking: om
veiligheidsredenen wordt de thermische uitschakeling van
de machine niet opgeheven als de trekker op de lastoorts
niet is vrijgezet.
Minuten
of
verminder
de
inschakelduur
Aansluiting van de voedingsspanning
Controleer de ingaande spanning, fase en frequentie van
de
stroombron die op de draadaanvoer wordt
aangesloten. De toegestane ingaande spanning van de
voedingsbron wordt aangegeven op het typeplaatje van
de draadaanvoer. Controleer ook de aansluiting van de
aardedraden van de stroombron naar de ingaande bron.
Gasaansluiting
Er moet een gascilinder met een geschikt reduceerventiel
worden gemonteerd. Als de gascilinder met
reduceerventiel stevig is gemonteerd, sluit u de gasslang
aan tussen het reduceerventiel en de inlaat van de
machine. Zie punt [8] in de onderstaande afbeeldingen.
De draadaanvoer is geschikt voor alle gebruikelijke
beschermgassen, zoals kooldioxide, argon en helium tot
een druk van maximaal 5,0 bar.
Uitgaande aansluitingen
Zie punt [1] in de onderstaande afbeeldingen.
Bediening en functies
Afbeelding 1.
1. EURO-contact: Voor aansluiting van lastoorts.
2. Regelknop
WFS
(draadaanvoersnelheid): hiermee kan de
draadaanvoersnelheid continu worden
geregeld van 1,0 tot 20 m/min, in de handmatige
modus of met automatische correctie van de snelheid
door de machine binnen het bereik
50% in de
synergische modus.
Содержание WF24
Страница 2: ......
Страница 157: ...Spare Parts Electrical Schematic 8 Spare Parts Electrical Schematic Connection Diagram...
Страница 158: ......