181
UAB Amalva behoudt het recht om veranderingen door te voeren zonder dit vooraf kenbaar te maken
C3-16-01-v1
2.7. Overige regelfuncties
1. Regeling toestel op afstand
He toestel is uitgerust met een mogelijkheid om deze op afstand te bedienen d.m.v. een extern apparaat (knop,
timer, sensor), die op de contacten 17, 18 (zie afbeelding 1.3 c) of 27, 28 (zie afbeelding 1.3 d) van de regelprint
worden aangesloten.
Deze functie kan naar keuze één van de volgende functies uitvoeren:
•
aan/uit schakelen van het toestel;
•
regelen van de ventilatiestand (optionele functie).
1.1. Op afstand aan of uitschakelen
Als het toestel niet werkt op de geïntegreerde weekklok, kan door middel van een contact, de eenheid aan
en uit worden geschakeld met de ingestelde ventilatiestand in het “Ventilatie”-menu (zie pag. 105); door het
loskoppelen van de contacten werkt het toestel weer op de vorige instelling.
Als de eenheid in de auto modus staat met gekozen intensiteit, moeten voor het uitschakelen via afstands-
schakelaar de contacten 17, 18 (zie afbeelding 1.3 c) of 27, 28 (zie afbeelding 1.3 d) worden aangesloten
(kortsluiting).
Op afstand aan en uit schakelen is alleen beschikbaar als het toestel op
de auto modus staat!
1.2. Ventilatiestand op afstand regelen
1
Als deze functie vooraf besteld is, kan de ventilatiestand geregeld worden door de bovengenoemde contacten.
Als contacten 17, 18 (zie afbeelding 1.3 c) of 27, 28 (zie afbeelding 1.3 d) verbonden worden, wordt de vierde
ventilatiestand geactiveerd, na het loskoppelen werkt het toestel weer op de vorige instelling. Het instellen van
de vierde stand voor toevoer- en afzuigventilatoren wordt in de het menu “Ventilatie” gedaan, alleen als deze
functie geactiveerd is, dus als de contacten kortgesloten zijn.
De instelling op afstand heeft de hoogste prioriteit en werkt in elke mo-
dus, zelfs als het toestel uit staat.
NB!:
Deze functie is niet beschikbaar in toestellen met EC-ventilatoren.
2. Ventilatiecorrectie in de winter
In de winter, als er te weinig verwarmingvermogen is en de toevoertemperatuur is onder de ingestelde tempe-
ratuur, schakelt de unit automatisch een ventilatiestand terug (tot minimum) totdat de ingestelde temperatuur
wordt bereikt.
3. Pompregeling
Toestellen met een waterverwarmingsfunctie zijn uitgevoerd met een circulatiepompregeling. ’s Winters loopt
deze pomp constant, in de zomer staat deze uit. Als de buitentemperatuur lager dan 5 °C is, start de pomp au-
tomatisch. De pomp wordt rechtstreeks op de connectoren in de aansluitdoos aangesloten (zie hoofdstuk 1.3).
4. Koudeterugwinning
‘s Zomers als de ruimtetemperatuur lager is dan de buitentemperatuur, werken de toestellen automatisch met
koude terugwinning. Deze functie is niet voorzien voor OTK eenheden.
5. In bedrijf- en foutmelding op afstand
Als er informatie over de bedrijfstoestand nodig is (wanneer het toestel draait of niet) dient er een apparaat
aangesloten te worden op de contacten 33, 35 (zie afbeelding 1.3 c). In de aansluitdoos (zie hoofdstuk 1.3)
dienen de contacten 33, 34 (zie afbeelding 1.3 c) of 29, 30 (zie afbeelding 1.3 d) voor een indicatie als het toestel
stopt in geval van nood.
6. Zomernacht koeling
2
Als de ruimtetemperatuur (retourlucht) ’s zomers 5 °C hoger is dan het instelpunt en de buitentemperatuur is
tussen de 12°C en het instelpunt, schakelt de unit automatisch op de derde stand op 00:15 am. Het toestel
werkt op deze stand tot 06:00 am of als de buitenlucht te veel afkoelt of opwarmt of als de ruimtetemperatuur op
het instelpunt komt. De lucht wordt alleen met de ventilatoren afgekoeld, zonder warmte- of koudeterugwinning
en extra verwarming of koeling. Als de functie uitschakelt, loopt het toestel terug in de vorige modus.
Functie start automatisch als het toestel in de eerste of tweede stand
staat. Functie stopt als de ventilatiestand gewijzigd wordt.
1
Extra optie.
2
Extra optie.
Содержание C3
Страница 2: ......