N-4
L
AADPROCEDURE
Gebruik het apparaat niet in explosiegevaarlijke omgevingen (met gassen, stof, dampen, enz.).
LET OP: Altijd een zendontvanger voorzien van een batterijenset uitzetten voordat u deze in
de oplader plaatst.
1
Controleer of de Aan-/uitschakelaar op uit (
) staat. Steek het netsnoer in de
netvoedingaansluiting op de achterkant van de oplader.
2
Steek de stekker in een stopcontact.
3
Druk op de stroomschakelaar om de oplader in te schakelen (ON).
4
Schuif een batterijenset of een zendontvanger die is uitgerust met een batterijenset in de
daarvoor bestemde in de oplaadgleuf.
•
De indicator licht rood op en het opladen begint.
•
Zorg ervoor dat de metalen contactpunten van de batterijenset stevig in de
aansluitingspunten van de oplader passen.
5
Nadat het opladen klaar is, brandt de indicator groen. Verwijder de batterijenset of de
zendontvanger uit de laadgleuf en schakel de stroom uit.
•
Haal wanneer de oplader lange tijd niet wordt gebruikt de netsnoer uit het stopcontact.
Naar
stopcontact
Aan/uit-schakelaar
Netsnoer
E-type
T-type
Statustabel oplader
Kleur
indicatielampje
Betekenis
Rood
Een batterijenset of een zendontvanger uitgerust met een
batterijenset bevindt zich in de oplaadgleuf en het opladen is
begonnen.
De LED knippert
rood of gaat niet
branden
De batterijenset is defect of de contactpunten van de batterijenset
passen niet goed in de aansluitpunten van de oplader.
Groen en oranje
knipperend
De temperatuur van de batterijset komt niet overeen met de
oplaadstarttemperatuur. Verwijder in dit geval de batterij totdat de
temperatuur toeneemt en laad deze opnieuw op.
Groen
Het opladen is voltooid; Verwijder de batterijenset of de
zendontvanger uit de laadgleuf.
KSC-256_ET-01-04-Dutch.indd N-4
KSC-256_ET-01-04-Dutch.indd N-4
5/13/2008 7:31:28 PM
5/13/2008 7:31:28 PM