13
BESCHRIJVING
(begint op pagina 35)
AANBRENGEN
(begint op pagina 35)
WERKEN MET DE MAAIMACHINE
(begint op pagina 36)
AFSTELLEN VAN DE MAAIHOOGTE
(begint op pagina 36)
VOORBEREIDING BESCHERMSTUKKEN
(begint op pagina 36)
l
Werk altijd met geplaatste grasbak of beschermkap.
l
Voor het verwijderen van de grasbak en het afstellen van de snijhoogte altijd de motor stopzetten.
l
Bij lopende motor nooit met handen of voeten onder de rand of in de uitwerp-opening van het maaikast komen.
Voor het maaien dienen vreemde voorwerpen van het terrein verwijderd te worden. Let tijdens het maaien op eventueel op het gazon achter gebleven vreemde voorwerpen.De
gebruiker is binnen zijn werkzone verantwoordelijk voor derden.
Tijdens het werken of het starten van de motor de maaimachine niet optillen. Indien nodig kan de machine wel zodanig schuin gehouden worden dat de snijkant zich altijd
weg van de gebruiker bevindt.
Bij lopende motor in géén geval met handen of voeten onder de rand of in de uitwerp-opening van het maaikast komen.
AANBRENGEN
(begint op pagina 35)
(begint op pagina 36)
(begint op pagina 36)
(begint op pagina 36)
NEDERLAND
A
A
A
A
A
B
B
B
B
B
C
C
C
C
C
D
D
D
D
D
F
F
F
F
F
E
E
E
E
E
G
G
G
G
G
H
H
H
H
H
IIIII
1
Bovenste handgreep
4
Grasopvangbak
7
Maaikast
10 Motor
2
Onderste handgreep
5
Veiligheidsknop
8
Haak
11
Handgreep schakelaar
3
Schroef, moer bevestiging bovenste handgreep 6
Schakelaar
9
Achterscherm
PAS OP MOTORBESCHERMSCHAKELAAR V220/230 - 50 Hz
Als de machine eenmaal aangesloten is, de veiligheidsknop indrukken en de hendel (11) naar de handgreep trekken en ingedrukt houden.
Pas op: zodra de motor gestart wordt, begint het mes te draaien.
Als de motor eenmaal loopt, om te maaien de machine met de hand voortduwen.
Stopzetten van de motor:
de hendel (11) loslaten.
MAAIEN
Voor het maaien de machine met de hand voortduwen
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
Voorwaarden
a)
Laat geen personen onder de 16 jaar en personen die
de gebruiksinstructies niet kennen met deze
maaimachine werken.
b)
De gebruiker is binnen zijn werkzone verantwoordelijk
voor derden. Houd kinderen en huisdieren op afstand
tijdens het gebruik van de maaimachine.
c)
Deze machine is uitsluitend geschikt voor het maaien
van natuurgras. Hij mag niet voor andere doeleinden
gebruikt worden (bijv. voor het vlakken van oneffenheden
in het terrein zoals mols- of mierenhopen).
d)
Alleen geschikt voor licht werk
e)
Alvorens met het maaien te beginnen eventuele vreemde
voorwerpen van het terrein verwijderen. Tijdens het
werken opletten dat geen vreemde voorwerpen op het
grasveld achtergebleven zijn.
Voorbereiding / Werking
a)
Draag tijdens het maaien stevig schoeisel en een lange
broek.
b)
Controleer voordat u met het maaien begint of de
messen goed bevestigd zijn. In geval van slijpen van de
snijvlakken dient dit gelijkmatig aan beide zijden
uitgevoerd te worden, om onevenwicht te voorkomen.
Wanneer het mes grotere beschadigingen vertoont dient
het vervangen te worden.
c)
Zet de motor af, koppel de voedingskabel los en wacht tot
het mes stilstaat voordat u de volgende handelingen uitvoert:
l
verwijderen van beschermingsinrichtingen
l
de machine verplaatsen, optillen of verwijderen van het
werkterrein
l
uitvoeren van onderhouds-of reinigingswerkzaamheden
l
op welke wijze dan ook ingrijpen op het werktuig
l
afstellen van de maaihoogte
l
de machine onbewaakt achterlaten
Het mes draait nog enkele seconden rond na het
uitzetten van de motor
d)
Gebruik de gazonmaaier niet in de regen of bij vochtig
gras.
e)
De veiligheidsafstand, die door de handgreep bepaald
wordt, dient altijd aangehouden te worden, en tijdens het
maaien dient u steeds te lopen, nooit te rennen.
f
)Wees uiterst voorzichtig bij het keren of wanneer u de
maaier naar zich toetrekt.
g)
Tijdens het maaien op hellingen is extra voorzichtigheid
geboden:
l
schoeisel met anti-slipzolen gebruiken
l
opletten waar u uw voeten plaatst
l
dwars t.o.v. de helling werken, nooit omhoog of omlaag.
l
wees voorzichtig bij het veranderen van werkrichting
l
niet op zeer steile hellingen maaien.
h)
De maaimachine nooit gebruiken met gebrekkige
veiligheidsvoorzieningen of zonder dat de
beschermingsinrichtingen (bijv. beschermkap of
grasopvangbak) gemonteerd en in orde zijn.
i)
Bij onjuist gebruik van de grasopvanginrichting kunnen
het ronddraaiende mes en mogelijk rondgeslingerde
voorwerpen een gevaar vormen.
j)
Tijdens het maaien dient de voedingskabel altijd achter
de maaimachine meegetrokken te worden en altijd aan
de kant waar het gras reeds gemaaid is.
k)
Verplaatsingen op het grasveld dienen altijd te
geschieden op het reeds gemaaide deel.
l
)Om veiligheidsredenen dient het op het gegevensplaatje
aangegeven motortoerental nooit overschreden te worden.
m
)Star t de motor voorzichtig en volgens de
gebruiksinstructies. Bij lopende motor in géén geval met
handen of voeten onder de rand of in de uitwerp-opening
van het maaikast komen.
n
)Tijdens het werken of het starten van de motor de
maaimachine niet optillen. Indien nodig kan de machine
wel zodanig schuin gehouden worden dat de snijkant
zich altijd weg van de gebruiker bevindt.
o
) Indien het mes een hindernis raakt, de motor stopzetten,
de dop van de bougie halen en een vakman raadplegen.
Onderhoud en opslag
a)
Alle moeren, bouten en schroeven goed aangedraaid
houden om in veilige omstandigheden te werken.
b)
Regelmatig de kabels controleren. De kabel dient in
perfecte staat te zijn. In geen geval mag de beschadigde
kabel gerepareerd worden met isolatieband of
klemmetjes.
c)
Nooit met de maaier over de voedingskabel gaan. Mocht
dit gebeuren, eerst de stekker uit het stopkontakt trekken,
en dan de kabel van de machine loskoppelen en op
beschadigingen controleren.
d)
Gebruik voor de stroomtoevoer alleen rubberen
standaardkabels van het type H 05 RR-F volgens EN
60335-1.
e)
De koppelingsstekkers moeten van rubber of met rubber
bedekt zijn.
f)
Geef de motor de tijd om af te koelen alvorens het
apparaat in een beperkte ruimte op te bergen.
g
)Controleer regelmatig de grasopvangbak op eventuele
slijtage en aantasting.
h)
Om veiligheidsredenen tijdig versleten of beschadigde
onderdelen vervangen.
i)
Monteer de messen volgens de instructies en gebruik alleen
messen waarop het merk of de naam van de fabrikant of
leverancier en het referentienummer vermeld staan.
l)
Ter bescherming van de handen tijdens het verwisselen
van de messen geschikte handschoenen aantrekken.