165
6.3 Doorgangstest
met deze functie kunnen spanningloze leidingen, zekeringen,
schakelingen enz. akoestisch op doorgang getest worden. Voor
deze meting handelt u als volgt:
1. Verbind het rode meetsnoer met de A- of de uA/mA-bus en
het zwarte meetsnoer met de COM-bus.
2. Stel de draaischakelaar in op
/
. Daarop verschijnen de
volgende symbolen op het display: „OL“, „
“ en „
Ω
“. Als
deze symbolen niet verschijnen, drukt u eenmaal op de blau-
we toets.
3. Aansluitend verbindt u de testpunten met het beslist span-
ningloze meetobject.
Afhankelijk van de aanwezige leidingweerstand kunt u de vol-
gende akoestische signalen horen:
——————————
(continu toon) bij 30 Ohm of minder
— — — — — — — —
(intervaltoon „snel“) bij meer dan 30
Ohm en minder dan 106 Ohm
————- —————- (continutoon onderbroken) bij meer
dan 106 Ohm en minder dan 1700 Ohm
Let op!
Meet geen geladen condensatoren of spanningvoerende leidin-
gen of componenten, zekeringen enz., omdat anders door een
mogelijke ontlading of aanwezige spanning uw meter vernield
kan worden.
De getoonde meetwaarde is niet de „ware“ weerstandswaarde.
Om deze te bepalen, moet u een weerstandsmeting uitvoeren
(zie hieronder).
164
2. Stel de draaischakelaar in op stroommeting (uA max. 4000 uA,
of mA tot max. 400 mA, of A tot max. 20 A). In het stroom-
meetbereik is zowel automatische („Auto-Range“) als hand-
matige bereikskeuze („R-H“) mogelijk.
3. Druk op de blauwe toets, afhankelijk of u gelijkstroom wilt
meten of wisselstroom. Zodra er op het display „AC“ verschi-
jnt, zit u in het wisselstroombereik.
4. Maak de spanningloze meetschakeling (meetobject uitgescha-
keld) los en verbind het/de meetsnoer(en) in serie met het
spanningloze meetobject (zie tekening hieronder).
5. Schakel de spanning aan het meetobject (schakeling, leiding,
enz.) in en lees de gemeten stroom af. Zodra er een „-“ voor
de meetwaarde verschijnt gaat het om een gelijkstroom resp.
is de meetwaarde negatief of hebt u de meetsnoeren verwis-
seld.
Let op!
Meet geen stromen in stroomcircuits, waarin spanningen groter
dan 250 VDC resp. VACrms kunnen voorkomen, omdat er anders
voor u een levensgevaarlijke situatie ontstaat. Meet in geen
geval stromen boven 20 A. Meet alleen in stroomcircuits, die zelf
met 16 A afgezekerd zijn resp. waarin geen vermogens groter
dan 4000 VA kunnen optreden.
Metingen van stromen gelijk aan 20 A mogen max. gedurende
10 s en alleen in intervallen van 15 minuten uitgevoerd worden.