Uw apparaat leren kennen
nl
45
5 Uw apparaat leren kennen
5.1 Bedieningselementen
Via de bedieningselementen kunt u alle functies van uw
apparaat instellen en informatie krijgen over de ge-
bruikstoestand.
Apparaat in- of uitschakelen
Ventilatorstand verhogen
Ventilatorstand verlagen
Verlichting inschakelen of uitschakelen
6 De Bediening in essentie
6.1 Bedieningspaneel
Apparaat inschakelen
1.
Het uitschuifbare filterdeel uittrekken.
2.
indrukken.
a
Het apparaat start in ventilatorstand 2.
Apparaat uitschakelen
1.
indrukken.
2.
Het uitschuifbare filterdeel inschuiven.
Ventilatorstand instellen
▶
of indrukken.
Intensiefstand inschakelen
Als zich een bijzonder sterke geur of damp ontwikkelt,
kunt u de intensiefstand gebruiken.
▶
zo vaak indrukken tot alle leds op het display zijn
verlicht.
a
Het apparaat schakelt na ca. 6 minuten automatisch
in een lagere ventilatorstand.
Intensiefstand uitschakelen
▶
Om een willekeurige ventilatorstand in te stellen
indrukken.
Ventilatornaloop inschakelen
In de ventilatornaloop loopt het apparaat nog een tijdje
lang verder en het schakelt dan automatisch uit.
Vereiste:
Het apparaat is ingeschakeld.
▶
Het uitschuifbare filterdeel inschuiven.
a
Het apparaat wordt na ca. 10 minuten automatisch
uitgeschakeld.
Verlichting inschakelen
De verlichting kunt u onafhankelijk van de ventilatie in-
schakelen en uitschakelen.
▶
indrukken.
7 Reiniging en onderhoud
Reinig en onderhoud uw apparaat zorgvuldig om er
voor te zorgen dat het lang goed blijft werken.
7.1 Reinigingsmiddelen
Geschikte reinigingsmiddelen zijn verkrijgbaar bij de
klantenservice of in de online-shop.
WAARSCHUWING ‒ Kans op elektrische schok!
Binnendringend vocht kan een schok veroorzaken.
▶
Vóór het reinigen de netstekker uit het stopcontact
halen of de zekering in de meterkast uitschakelen.
▶
Geen stoomreiniger of hogedrukreiniger gebruiken
om het apparaat te reinigen.
WAARSCHUWING ‒ Kans op brandwonden!
Het apparaat wordt heet tijdens het gebruik.
▶
Laat het voor de reiniging afkoelen.
LET OP!
Ongeschikte reinigingsmiddelen kunnen de oppervlak-
ken van het apparaat beschadigen.
▶
Geen scherpe of schurende reinigingsmiddelen ge-
bruiken.
▶
Geen sterk alcoholhoudende reinigingsmiddelen ge-
bruiken.
▶
Geen harde schuur- of afwassponsjes gebruiken.