69
NL/BE
Temperatuuralarm instellen
Houd de ALERT-toets
18
gedurende drie seconden gedrukt, totdat
de temperatuurweergave van het temperatuurveld buiten
24
knip-
pert. Links naast de temperatuurweergave verschijnt een knipperende
pijl naar boven ▲.
Door op de UP-toets
14
of de DOWN- / -toets
15
te drukken kunt
u nu de maximale temperatuur van het gewenste temperatuurbereik
instellen.
TIP:
Wanneer u de UP-toets c.q. de DOWN- / -toets ingedrukt houdt,
lopen de getallen snellen voor- of achteruit.
Bevestig de waarde door op de ALERT-toets te drukken. Nu knippert
de temperatuurweergave opnieuw en een knipperende pijl naar be-
neden ▼ verschijnt.
Door op de UP-toets of de DOWN- / -toets te drukken kunt u nu de
minimale temperatuur van het gewenste temperatuurbereik instellen.
Bevestig deze waarde door op de ALERT-toets te drukken.
Het temperatuurbereik is nu ingesteld.
Door kort op de ALERT-toets te drukken kunt u het temperatuuralarm
nu activeren c.q. deactiveren.
Bij geactiveerd temperatuuralarm verschijnt in het temperatuurveld
buiten onder de weergave OUT een statische dubbele pijl:
Als de buitensensor een temperatuur meet, die buiten het tempera-
tuurbereik ligt, laat het basisstation een minuut lang een alarmsignaal
horen. Dit alarmsignaal kan door het drukken van een willekeurige
toets van het toetsenveld uitgeschakeld worden.
Als optisch alarmsignaal knippert de temperatuur, die het signaal
heeft geactiveerd, evenals het gedeelte van de dubbele pijl, die de
richting van de temperatuurafwijking aangeeft. Druk op de ALERT-
toets om het optische alarmsignaal uit te schakelen.