23
V
V
e
e
i
i
l
l
i
i
g
g
w
w
e
e
r
r
k
k
e
e
n
n
Lees en volg de onderstaande aanwijzingen, de
voorschriften te voorkoming van ongevallen en de
algemene veiligheidsvoorschriften op, om u zelf en anderen
tegen verwondingen te beschermen.
L
Geef de veiligheidsvoorschriften aan alle personen, die met
deze machine werken, door.
L
Bewaar deze veiligheidsvoorschriften goed.
Reparaties aan elektrische onderdelen van de machine, zowel
als aan de veiligheidsschakeling moeten door de fabrikant fo
een door hem aangewezen persoon worden uitgevoerd.
Maak u voor gebruik met het apparaat vertrouwd, met
behulp van de bedieningshandleiding.
Gebruik de machine alleen waar hij voor gemaakt is (zie het
betreffende hoofdstuk en “Werken met de tuinhakselaar”).
Zorg voor een stabiele en uitgebalanceerde houding.
Strek u niet vooruit. Ga bij het inwerpen van het
hakselmateriaal op dezelfde hoogte met het toestel staan.
Wees attent. Let op wat u doet. Blijf naar uw werk kijken.
Gebruik uw gezond verstand. Werk niet met de machine
als u moe bent.
Tijdens het werken met deze machine dienen
veiligheidsbril, werkhandschoenen en gehoor be-veiliging te
worden gedragen.
Draag de juiste werkkleding.
−
Nauw sluitende kleding dragen.
−
Geen schoenen met gladde zolen dragen.
De bedienende persoon is binnen het arbeitsbereik van de
machine verantwoordelijk ten opzichte van derden.
Kinderen en jongeren van minder dan 16 jaar mogen het
toestel niet bedienen.
Kinderen dienen uit de buurt van het apparaat te worden
geweerd.
Zet het toestel nooit aan, terwijl niet betrokken personen in
de buurt zijn.
Laat de machine niet zonder toezicht achter.
Zorg dat uw werkomgeving op orde is. Rommel kan
ongevallen veroorzaken.
Neem een werkpositie in, zijdelings of achter het apparaat.
Ga nooit in het bereik van de uitwerpopening staan.
Nooit uw hand in de vul- of uitworpopening steken.
Blijf met uw gezicht en uw lichaam uit de buurt van de
vulopening.
Overbelast de machine niet. U werkt beter en zeker met de
juiste belasting van de machine.
Werk alleen met alle veiligheidsvoorzieningen op de juiste
wijze aangebracht. Verander niets aan de machine wat de
veiligheid in gevaar kan brengen.
Verander het toerental van de motor niet, want de regelaar
regelt de veilige maximum werksnelheid en beschermt de
motor en alle draaiende delen tegen schade door te hoge
snelheid.
Het apparaat mag niet zonder de vultrechter gebruikt
worden.
Apparaat resp. onderdelen van het apparaat niet
veranderen.
Bij het inschakelen van de motor moet het apparaat
conform de voorschriften zijn gesloten.
Het apparaat mag niet met water worden afgespoten (bron
van gevaar voor elektrische stroom).
Machine niet in de regen laten staan. Niet in de regen met
die machine werken.
Als u de machine niet gebruikt moet u hem op een droge
plaats, buiten het bereik van kinderen opslaan.
Om letsel aan vingers te vermijden bij montage en/of
reinigen werkhandschoenen dragen.
Schakel de machine uit en neem de steker uit het
stopcontact bij:
−
Onderhouds- en reinigings-
werkzaamheden
−
Transport van de machine
−
Reparatiewerkzaamheden
−
Het verlaten van de machine (ook voor een korte tijd).
Onderzoek de machine op eventuele beschadigingen.
−
Voor het verdere gebruik van de machine moeten alle
veiligheidsvoorzieningen gecontroleerd worden op de
juiste montage en het goed functioneren.
−
Controleer of delen van de machine beschadigd resp.
defect zijn. Alle delen moeten juist gemonteerd zijn en
goed functioneren om de machine correct te laten
werken.
−
Beschadigde bescherminrichtingen en delen moeten,
indien noodzakelijk, door een erkende
reparatiewerkplaats gerepareerd of verwisseld worden.
Met uitzondering indien in de gebruiks-aanwijzing anders
aangegeven.
−
Beschadigde of onleesbare veiligheidsstickers dienen
te worden vervangen.
Elektrische veiligheid
De aansluitkabel moet volgens IEC 60245 (H 07 RN-F) zijn,
met een draad doorsnede van minstens:
−
1,5 mm2 bij een lengte tot 25m.
−
2,5 mm2 bij een lengte vanaf 25m.
Bij het leggen van de aansluitleiding erop letten dat deze
niet gekneusd of geknikt wordt en dat de
stekerverbinding niet nat wordt.
Gebruik de kabel niet voor doeleinden warvoor hij niet
geschikt is. Bescherm de kabel tegen hitte, olie of scherpe
randen. De steker niet met de kabel uit het stopcontact
trekken.
Controleer de verleng kabel regelmatig op beschadigingen
en vervang hem als hij beschadigd is.
Gebruik geen defecte kabels.
Gebruik alleen toegestane en gemerkte verlengkabels.
Maak geen geknutselde elektrische aansluitingen.
Veiligheidsvoorzieningen nooit overbruggen of buiten-
werking stellen.
Het apparaat via een veiligheidsschakelaar (30 mA)
aansluiten.
Elektrische aansluitingen of reparaties mogen alleen
door een erkend bedrijf of een erkende reparatie-
werkplaats uitgevoerd worden. De plaatselijke
voorschriften moeten opgevolgd worden.
Reparaties aan andere delen van de machine mogen
alleen door de fabrikant of een door hem erkende
werkplaats uitgevoerd worden.
Alleen de originele toebehoren en onderdelen gebruiken.
Bij het gebruik van niet originele onderdelen kunnen
risico’s voor de gebruiker ontstaan. De fabrikant kan niet
aansprakelijk gesteld worden voor ongevallen hierdoor
ontstaan.