443277_b
43
Bediening
MH1150
Voor het transport de wielen monteren:
1. zie
Hoofdstuk 4.3.4 "Wielen monteren (22,
.
Vóór bewerking van de grond de loopwielen de-
monteren en de hakmessensets monteren:
1. zie
Hoofdstuk 4.3.2 "Hakmes monteren (20)",
6.2
Brandstof bijvullen
OPMERKING
Neem voor gedetailleerde in-
formatie de aparte gebruikershandleiding van de
motor in acht.
6.3
De motor starten en stoppen
6.3.1
Motor starten (32 - 34)
1. Benzinekraan (32/1) in pijlrichting duwen om
benzinetoevoer te openen.
2. Alleen bij koude motor: De chokehendel
(32/2) in de pijlrichting schuiven.
3. Motorschakelaar "ON" (33/1) indrukken.
4. Gashendel (33/3) naar links draaien, zodat
de pijl naar H (hoog) wijst.
5. Het trekkoord (34/1) vlot uittrekken (34/a) en
vervolgens weer rustig laten terugrollen.
De motor slaat aan.
1. Als de motor goed loopt: Choke-hendel tegen
de pijlrichting tot de aanslag terugschuiven.
2. Als de motor niet loopt: Werkstappen contro-
leren en het trekkoord er opnieuw uittrekken.
3. Als de motor stottert: De chokehendel licht in
de pijlrichting schuiven.
6.3.2
Motor uitschakelen (32, 33)
1. Gashendel (33/3) naar rechts draaien, zodat
de pijl naar L (laag) wijst.
2. Motorschakelaar "OFF" (33/2) indrukken.
3. Benzinekraan (32/1) tegen pijlrichting in du-
wen om benzinetoevoer te sluiten.
6.4
Hakmessen
6.4.1
Hakmessen inschakelen (35)
1. Veiligheidsknop (35/1) indrukken en inge-
drukt houden.
2. Koppelingshendel (35/2) vast naar beneden
aan de duwboom drukken.
Na de helft van de hendelslag beginnen de hak-
messen te draaien en zet de motorhak zich in be-
weging. Nadat de koppelingshendel volledig naar
onderen gedrukt werd, zijn de hakmessen volle-
dig ingeschakeld.
6.4.2
Hakmessen uitschakelen (35)
WAARSCHUWING! Gevaar door draaien-
de delen van de machine!
Als er in draaiende
delen van de machine wordt gegrepen veroor-
zaakt dit zeer ernstig letsel!
■
Reik nooit in draaiende delen van de machi-
ne!
■
De hakmessen mogen niet draaien wanneer
de koppelingshendel is losgelaten.
1. Koppelingshendel (35/2) loslaten.
De motorhak stopt.
6.5
Achteruitversnelling in- en uitschakelen
MH540 (36)
1. zie
Hoofdstuk 6.4.1 "Hakmessen inschakelen
2. Hendel voor achteruitversnelling (36/1) tot
aan de aanslag omhoog trekken.
Achteruitversnelling uitschakelen:
1. Hendel voor achteruitversnelling (36/1) losla-
ten.
6.6
Versnellingshendel bedienen MH770,
MH1150 (37)
De motorhak beschikt 2 vooruit- en 1 achteruit-
versnelling.
De eerste vooruitversnelling is voor harde grond
bestemd, waarbij de hakmessen langzaam draai-
en. De tweede vooruitversnelling is voor minder
harde grond bestemd, waarbij de hakmessen
sneller draaien.
1. Koppelingshendel loslaten (zie
Hoofdstuk
6.4.2 "Hakmessen uitschakelen (35)", pagi-
na 43
2. Versnellingshendel (37/1) zo verschuiven
(37/a), dat deze met de gewenste versnelling
op de versnellingsindicatie overeenstemt (1 =
1e versnelling, 2 = 2e versnelling, R = achter-
uitversnelling).
3. Veiligheidsknop indrukken en koppelingshen-
del vast naar onderen aan de duwboom druk-
ken (zie
Hoofdstuk 6.4.1 "Hakmessen in-
).
6.7
Remspoor benutten
1. De duwboom van de motorhak en dus ook
het remspoor naar beneden drukken om de
snelheid van de motorhak te verlagen en de
hakdiepte te beïnvloeden.