443277_b
39
Veiligheidsinstructies
■
Houd de stroom van uitlaatgassen nooit ge-
richt op personen of dieren, of op brandbare
producten en voorwerpen.
■
Grijp niet in het aanzuig- en luchtfilter als de
motor draait. De draaiende onderdelen kun-
nen letsel veroorzaken.
■
Schakel het apparaat altijd uit wanneer u het
niet nodig heeft, bijv. bij het verplaatsen naar
een ander werkgebied, bij onderhoudswerk-
zaamheden, bij het tanken van het benzine-
oliemengsel.
■
Schakel het apparaat bij een ongeval onmid-
dellijk uit om verder letsel en materiële scha-
de te voorkomen.
■
Gebruik de machine nooit met versleten of
defecte onderdelen. Versleten of defecte on-
derdelen kunnen ernstig letsel veroorzaken.
■
Bewaar het apparaat buiten het bereik van
kinderen.
3.4
Veiligheid op de werkplek
■
Alleen bij daglicht of zeer helder kunstlicht
werken.
■
De machine alleen op een vaste en vlakke
ondergrond en niet op steile hellingen gebrui-
ken.
■
Gebruik de machine niet op ruw terrein met
stenen.
■
Altijd dwars ten opzichte van de helling wer-
ken.
■
Niet naar boven en naar beneden op de hel-
ling werken en evenmin op hellingen met een
inclinatie van meer dan 10°.
■
Op stabiliteit letten.
■
Verwijder vreemde voorwerpen uit het te be-
werken terrein.
■
Blijf met uw handen en voeten uit de buurt
van roterende onderdelen.
■
Machine nooit met lopende motor optillen of
dragen.
■
Bij het starten van de motor mag niemand
voor de machine of het gereedschap (hak-
messen) staan – de aandrijving van de hak-
messen moet uitgeschakeld zijn.
■
Het bevestigen en verwijderen van het trans-
portwiel of het afstellen van de remspoor al-
leen met een uitgeschakelde motor en stil-
staande hakmessen.
■
Voor het rijden met gemonteerd transportwiel
de motor afzetten en wachten op stilstand
van de hakmessen.
■
Het gebruik van de machine is slechts toege-
staan, als men zich houdt aan de veilige af-
stand, die door de duwboom wordt bepaald.
■
Uitlaat en motor schoonhouden.
■
De tank of tankdop bij beschadiging vervan-
gen.
3.5
Omgang met benzine en olie
■
Explosie- en brandgevaar:
Bij het ontsnappen van een benzine-lucht-
mengsel ontstaat potentieel explosieve atmo-
sfeer. Door een ondeskundige omgang met
brandstoffen kunnen deze ontsteken, explo-
deren en ontbranden, wat tot zwaar letsel en
zelfs sterfgevallen kan leiden. Neem het vol-
gende in acht:
■
Rook nooit, terwijl u met benzine werkt.
■
Werk uitsluitend in de buitenlucht met
benzine en nooit in afgesloten ruimten.
■
Neem beslist altijd de volgende gedrags-
regels in acht.
■
Transporteer en bewaar benzine en olie uit-
sluitend op in goedgekeurde voorraadvaten.
Zorg ervoor dat de opgeslagen benzine en
olie niet toegankelijk zijn voor kinderen.
■
Zorg ervoor, om bodemvervuiling (milieube-
scherming) te vermijden, dat bij het tanken
geen benzine en geen olie in de aarde te-
rechtkomt. Gebruik bij het tanken een trech-
ter.
■
Tank het apparaat nooit af in gesloten ruim-
ten. Op de vloer kunnen zich benzinedampen
verzamelen waardoor het tot een explosieve
verbranding of zelfs explosie kan komen.
■
Veeg gemorste benzine altijd onmiddellijk op
van het apparaat of de vloer. Laat de doeken
waarmee u benzine afgeveegd heeft, op een
goed geventileerde plaats drogen voordat u
deze weggooit. Anders kan spontane zelfont-
branding optreden.
■
Bij het morsen van benzine ontstaan benzin-
edampen. Start het apparaat daarom nooit
op dezelfde plaats, maar altijd op een plaats
die minimaal 3 m daarvan is verwijderd.
■
Vermijd huidcontact met producten van mine-
rale oliën. Adem geen benzinedampen in.
Draag altijd veiligheidshandschoenen om
brandstof bij te vullen. Vervang en reinig de
beschermende kleding regelmatig.
■
Let erop dat uw kleding niet in contact komt
met benzine. Vervang uw kleding onmiddel-