CONTROLE OP ELEKTRISCHE VEILIGHEID
Wij adviseren de volgende veiligheidscontroles uit te voeren.
•
Controle op elektrische veiligheid
Controleer na afloop van de installatie de elektrische veiligheid:
1.
Isolatieweerstand
De isolatieweerstand moet meer dan 2M
q
bedragen.
2. Massaverbinding
Na het aanbrengen van de aardverbinding moet de aardingsweerstand visueel worden gecontro-
leerd met behulp van een aardingsweerstandmeter. Zorg ervoor dat de aardingsweerstand minder
dan 4
q
bedraagt.
3. Controle op lekstroom (uitvoeren tijdens proefdraaien)
Gebruik na afloop van de installatie en tijdens het proefdraaien een elektrosonde en een multi-
meter om te controleren op lekstroom. Schakel de unit onmiddellijk uit als er sprake is van lek-
stroom. Controleer het systeem en zoek een oplossing totdat de unit weer normaal werkt.
G
WAARSCHUWING
Nadat is voldaan aan bovenstaande voorwaarden, dient de bekabeling als volgt te worden
geprepareerd:
• Breng altijd een afzonderlijk voedingscircuit speciaal voor de airconditioning aan. Raadpleeg
het elektrische schema aan de binnenzijde van de afdekking van de regeling voor informatie
over de juiste bekabelingsmethode.
• De schroeven waarmee de bekabeling is vastgezet in de behuizing van elektrische
aansluitingen kunnen losraken als gevolg van trillingen waaraan de unit tijdens transport is
blootgesteld. Controleer al deze schroeven en zorg ervoor dat ze stevig vastgedraaid zijn. (Bij
loszittende schroeven kunnen de kabels doorbranden.)
• Controleer de specificatie van de voedingsbron.
• Controleer of het geleverde elektrische vermogen voldoende is.
• Zorg ervoor dat de startspanning op meer dan 90 procent wordt gehouden van de nominale
spanning die op het typeplaatje wordt vermeld.
• Controleer of de kabeldikte overeenkomt met de specificatie van de voedingsbron.
• Plaats altijd een aardlekschakelaar.
• Een spanningsdaling kan leiden tot het volgende: trilling van een magneetschakelaar,
waardoor het contactpunt beschadigd raakt, de zekering doorbrandt en de normale werking
van de overstroombeveiliging wordt verstoord.
• De vaste bekabeling moet zijn voorzien van een inrichting om een scheiding van de voeding te
bewerkstelligen, en moet een luchtspleet vormen van ten minste 3 mm in elke actieve
(fase)geleider.
1
70