6
7
NL
NL
Sla de haringen eerst lichtjes in de grond met behulp van een hamer, totdat u er zeker van bent dat
ze zich op de juiste positie bevinden. Om te waarborgen dat de haringen zich op de juiste positie
bevinden, wordt het aangeraden om de haringen eerst open te leggen en de afstand tussen de
rand van het gazon en de obstakels te meten (moet 30 cm zijn).
Bloemenperken
Gebruik omheiningsdraad om bloemenperken uit het maaigebied uit te sluiten. Er zijn twee opties
voor de twee lengtes van omheiningsdraad die tussen het bloemenperk en de buitenste omheining
lopen:
1) Handhaaf een ruimte van minstens 5 cm tussen de evenwijdige draden. Op deze manier herkent
de robotmaaier de omheiningsdraad als een gewoon obstakel. Tijdens het maaien, zal de maaier
zoals gewoonlijk worden “weg gebotst”. Tijdens het volgen van de omheiningsdraad naar het
laadstation, neemt het een omweg rond het bloemenperk.
> 5 cm
>
5 cm
2) U kunt tevens een ruimte van minder dan 5 cm tussen de evenwijdige draden handhaven.
Zorg dat de draden elkaar niet kruisen -
zie afbeelding
. Op deze manier herkent de robotmaaier
de draden niet en rijdt de machine er ongehinderd over. Deze optie vereist het plaatsen van een
obstakel op de omheiningsdraad rondom het bloemenperk. Plaats een obstakel, bijv. een grote
steen of paal, in de buurt van
positie A
zoals in onderstaande afbeelding weergegeven. Het
obstakel moet worden omgeven door een vlak gebied van circa 1 m x 1 m, zonder hellingen. Dit
obstakel stelt de machine in staat om de cirkel te verlaten.
< 5 cm
<
5 cm
A
Vijvers en zwembaden
De robotmaaier is beschermd tegen regen en opspattend water. Een volledige onderdompeling zal
de elektronische onderdelen echter ernstig beschadigen.
Het is aldus noodzakelijk omheiningsdraad te gebruiken om zwembaden/ vijvers uit het
maaigebied uit te sluiten. Voor extra veiligheid bevelen we tevens aan om een omheining rondom
het zwembad te plaatsen.
Gang
Als u een gang binnen uw maaigebied hebt gemaakt, zorg dat deze minstens 2 m breed en
maximum 8 m lang is.
Als de gang te smal of te lang is, zal de robotmaaier niet van het ene uiteinde naar het andere
rijden.
Het laadstation met de omheiningsdraad verbinden
Plaats het laadstation aan het uiteinde van de omheiningsdraad zodat de draad in de lengte
onderaan het midden van het laadstation loopt. Verbind dit uiteinde met de linker (zwarte)
connector gemarkeerd met “F" (voorkant). Verbind het ander uiteinde met de rechter (rode)
connector gemarkeerd met “B” (achterkant).
10-15 mm
< 8m
> 2m