147
Voorbeeld:
Het lijkt alsof een zonder balancer geladen LiPo-accupack met 2 cellen een spanning van 8,4 V heeft en
dus volledig is opgeladen. Maar de afzonderlijke cellen hebben echter een spanning van 4,5 V en 3,9 V
(een cel is gevaarlijk overladen en de andere is half leeg).
Een dergelijk overladen cel kan gaan lekken of in het ergste geval exploderen of in brand raken!
Indien uw LiPo-accupack beschikt over een balancer-aansluiting, moet daarom altijd het laadprogramma
„BALANCE“ worden gebruikt.
Indien uw LiFe resp. LiIon-accu eveneens een balancer-aansluiting hebben, dan is ook bovenstaande
informatie van toepassing, alleen gelden hierbij andere spanningswaarden, zie hoofdstuk 7.
d) Snelladen („FAST CHG“)
Bij het laden van een Lithium-accu wordt de laadstroom door de gebruikte laadprocedure altijd minder, hoe voller de
accu (wanneer de accu zijn maximale laadspanning heeft bereikt en het laadapparaat van constante stroom naar de
constante spanningslaadprocedure omschakelt). Daardoor neemt natuurlijk ook de oplaadtijd toe.
Bij het snel opladen wordt bij de constante spanningslaadprocedure een hogere laadstroom bereikt. Dit gaat echter
ten koste van de capaciteit aangezien op grond van de veiligheidsschakelingen in het laadapparaat het laadproces
vroeger wordt beëindigd.
Dit betekent dat bijvoorbeeld een LiPo-accu bij de snellading niet volledig kan worden opgeladen. Er is slechts
ongeveer 90% van de capaciteit beschikbaar die bij het normale oplaadproces mogelijk is.
De snellading is dus alleen zinvol wanneer u de accu zo snel mogelijk weer gebruiksklaar moet hebben.
De procedure voor het instellen van de laadstroom en spanning/aantal cellen dient op dezelfde manier te worden
uitgevoerd als bij het accuprogramma „CHARGE“, zie hoofdstuk 11. b).
e) Accu opslaan („STORAGE“)
Dit accuprogramma kan worden gebruikt wanneer de accu langere tijd moet worden opgeslagen. Afhankelijk van
het ingestelde accutype wordt de accu tot een bepaalde spanning ge- of ontladen (LiPo = 3,85 V, Lilon = 3,75 V,
LiFe = 3,3 V, spanning telkens per cel).
Afhankelijk van de celspanning wordt de accu opgeladen of ontladen. Dit is bij een meercellige accupack
alleen zinvol wanneer een balancer-aansluiting aanwezig is en aan het laadapparaat werd aangesloten.
Bij het langer opslagen van een Lithium-accu (zoals vb. bij het overwinteren van een vliegaccu) moet de accu
in elk geval elke 3 maanden worden gecontroleerd en opnieuw met het accuprogramma „STORAGE“ worden
behandeld, opdat het niet tot een schadelijke diepontlading komt.
De procedure voor het instellen van de laadstroom en spanning/aantal cellen dient op dezelfde manier te worden
uitgevoerd als bij het accuprogramma „CHARGE“, zie hoofdstuk 11. b).
De ingestelde stroom wordt gebruikt voor het op- en het ontladen.
Summary of Contents for B6
Page 170: ...170 ...
Page 171: ...171 ...