154
Voer de stroommeting zo snel mogelijk uit. Continue metingen moeten worden
vermeden.
Als het meetbereik wordt overschreden, wordt een optisch en akoestisch alarm
weergegeven.
Voer de volgende procedure uit om gelijkstroom (A ) te meten:
Zet de DMM aan en selecteer de meetfunctie “10A”, mA, of µA”.
De tabel toont de verschillende meetfuncties en de mogelijke meetbereiken.
Selecteer het meetbereik en de bijbehorende meetbussen.
Meetfunctie
Meetbereik
Meetbussen
µA
<6000 µA
COM + mAµA
mA
6 mA – 600 mA
COM + mAµA
10A
600 mA – 10 A
COM + 10A
Steek de rode meetkabel in de mAµA- of 10A-testaansluiting. Steek de zwarte
meetkabel in de COM-meetbus.
Sluit nu in stroomloze toestand de
+
beide meetpennen in serie met het
te meten object (batterij, schakeling
enz.). De betreffende schakeling
moet hiervoor worden onderbro-
ken.
Nadat de aansluiting tot stand is
gebracht, neemt u de stroomkring
in bedrijf. De meetwaarde wordt op
het display weergegeven.
-
Zet na de meting de
stroom in de schakeling weer uit
en verwijder vervolgens de meet
-
kabels van het gemeten object. Zet
de DMM uit.