62
f) Inductiviteitsmeting
Controleer of alle te meten schakeldelen, schakelingen en componenten evenals andere meetob-
jecten absoluut spanningsloos en ontladen zijn.
- Schakel de DMM in en kies het voor uw onderdeel toepasselijke meetbereik „mH“
resp. „H“
- Steek het rode meetsnoer in de mH/H-meetbus aansluiting „+“ (6), het zwarte in
de mH/H -meetbus „-“ (7).
- Sluit nu de beide meetpunten aan op het meetobject (spoel). Op het display wordt
na korte tijd de inductiviteit weergegeven. Wacht tot de displaywaarde gestabili-
seerd is. Dit kan enkele seconden duren.
- Van zodra er “OL” (voor Overload = overbelasting) op het display verschijnt, over-
schreed u het meetbereik. Kies het eerstvolgende grotere meetbereik.
- Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetobject, en schakel de DMM
uit.
g) RANGE-functie
De RANGE-toets (2) maakt op weerstands- en capaciteitsmeetbereiken het handmatig omschakelen van de meetbe-
reiken mogelijk. Met elke keer drukken schakelt u een meetbereik (range) verder.
Om terug te keren naar de automatische bereikkeuze de toets „RANGE“ ca. 2 s ingedrukt houden.
h) HOLD-functie
De HOLD-functie bevriest de huidige meetwaarde op het display om deze rustig te kunnen aflezen of verwerken.
Controleer voor de meting, dat deze functie bij het begin van de test uitgeschakeld is. Anders wordt
een verkeerd meetresultaat afgelezen!
Voor het inschakelen van de HOLD-functie drukt u op de toets „HOLD“ (3); een geluidssignaal bevestigt deze hande-
ling en „HOLD“ wordt weergegeven.
Om de HOLD-functie uit te schakelen drukt u nogmaals op de toets „HOLD“ of verandert u van meetfunctie.