DVM835
V. 02 – 07/12/2017
21
©Velleman nv
9.4
WEERSTAND
Voer geen weerstandsmetingen uit in circuits waarop
spanning aanwezig is
bereik
resolutie
nauwkeurigheid
200 Ω
0.1 Ω
± (1.0 % v.d. uit 5 digits)
2000 Ω
1 Ω
± (1.0 % v.d. uit 3 digits)
20 kΩ
10 Ω
200 kΩ
100 Ω
2000 kΩ
1 kΩ
± (1.5 % v.d. uit 3 digits)
Beveiliging tegen overbelasting: zekering (F0.5 A/500 V)
9.5
DIODE EN CONTINUÏTEIT
Voer geen diode- of continuïteitsmetingen uit in circuits
waarop spanning aanwezig is
bereik
omschrijving
meetvoorwaarde
voorwaartse spanning
van de diode bij
benadering
DC-doorlaatstroom ± 10 µA
DC-sperspanning ± 1.8 V
ingebouwde zoemer
bij weerstanden
< ± 50 Ω
nullastspanning ± 1.8 V
Beveiliging tegen overbelasting: zekering (F0.5 A/500 V)
10.
Gebruik
10.1
SPANNINGSMETINGEN
Voer geen metingen uit in circuits met spanningen > 500 VDC of
> 500 VAC
Wees uiterst voorzichtig bij metingen hoger dan 60 VDC of 30 VAC
rms. Houd tijdens metingen uw vingers steeds achter de
beschermingsrand van de meetpennen!
1.
Zet de draaischakelaar op “V=” of “V~”.
2.
Sluit het rode meetsnoer aan op de “V
mA”-bus en het zwarte
meetsnoer op de “COM”-bus.
3.
Sluit de meetsnoeren aan op de meetbron.
4.
De meetwaarde wordt samen met de polariteit van de rode meetsnoer
op de LCD-display weergegeven.