25
NL
Veiligheid /
Gebruik van het LED-licht / Gebruik van de startkabel
Leg de leidingen van de startkabels dusdanig
neer dat deze niet door draaiende delen in de
motorkap kunnen worden geraakt.
Gebruik van het LED-licht
Bij slecht licht vereenvoudigen de LED-lichten
4
het aankoppelen van de startkabel.
Zet de AAN- / UIT-schakelaar
5
op (
I
) om het
LED-licht
4
in te schakelen. Zet de AAN- / UIT-
schakelaar
5
op (
0
) om het LED-licht
4
uit te
schakelen.
In elke klem bevinden zich steeds twee knoopcel-
len. Om deze te vervangen, dient u de schroeven
te verwijderen die direct op de AAN- / UIT-
schakelaar
5
zijn aangebracht, waarna u de
plastic afdekking dient te verwijderen.
Let tijdens het plaatsen op de juiste positionering
van de plus- en min-pool.
Gebruik van de startkabel
Aanklemmen
Opmerking:
controleer of de beide accu‘s, de
voedende accu (auto B) en de lege accu (auto A),
dezelfde spanning (12 of 24 Volt) hebben en van
nagenoeg gelijke capaciteit zijn. Vergelijk de etiket-
ten op de accu‘s!
EXPLOSIEGEVAAR!
Sluit in geen
geval de zwarte poolklem (-) op de
min-pool van de lege batterij aan,
omdat er kans op een vonkenregen bestaat,
waarbij explosieve gassen kunnen ontbranden.
1. Klem de rode startkabel
1
met de rode pool-
klem (+)
1a
aan de plus-pool van de lege
accu (A).
2. Sluit de andere poolklem
1b
van de rode start-
kabel
1
op de plus-pool van de voedende
accu (B) aan.
3. Klem de zwarte startkabel
2
met de zwarte
poolklem (-)
2a
aan de min-pool van de voe-
dende accu (B).
4. Sluit vervolgens de andere poolklem
2b
van de
zwarte startkabel
2
op de voertuigmassa, bijv.
op een aardband of op een ander onbedekt
punt op het motorblok van het defecte voertuig
(A) aan.
Opmerking:
deze plek moet zich zo ver moge-
lijk bij de startaccu vandaan bevinden, om het
ontbranden van mogelijk ontwikkeld knalgas te
voorkomen.
Opmerking:
als de groene LED van de over-
spanningsbeveiliging
3
brandt, is deze actief en
functioneert deze. De overspanningsbeveiliging
absorbeert eventuele spanningspieken.
Starten
Start na het aanklemmen van de startkabel eerst
de mtoor van het voertuig met de voedende
accu en laat deze auto op een gemiddeld toe-
rental draaien (auto B). Start vervolgens het
defecte voertuig (A).
Opmerking:
houd na elke startpoging, die niet
langer dan 15 seconden mag duren, een pauze
van minimaal een minuut aan. Levert de startproce-
dure ook na meerdere pogingen geen resultaat op,
zoek dan een garage op.
Wacht nadat het defecte voertuig (auto A)
succesvol is gestart 2 tot 3 minuten, totdat de
motor zonder problemen loopt.
Afklemmen
Opmerking:
klem de startkabel in de omgekeerde
volgorde van het aanklemmen af.
1. Verwijder de poolklem
2b
van de zwarte start-
kabel
2
van de aardband van het defecte
voertuig (A).
2. Klem vervolgens de andere poolklem
2a
van
de zwarte startkabel
2
van de min-pool van
de voedende accu af (B).
Summary of Contents for 354273 2010
Page 3: ...2b A B 1b 3 1 2 1a 2a 4 5 ...
Page 4: ......
Page 12: ...12 ...
Page 20: ...20 ...
Page 28: ...28 ...