21
*1 Wanneer het apparaat is uitgeschakeld.
*2 Wanneer FM wordt ontvangen.
*3 Als de audio-uitvoer ingesteld is op "SUB-
OUT" of Versterking lage tonen achter niet op
"OFF" is ingesteld.
*4 Als de audio-uitvoer is ingesteld op "SUB-
OUT".
Optionele apparaten
gebruiken
Randapparatuur voor
audio
Door een optioneel draagbaar
audioapparaat aan te sluiten op de AUX-
ingang (stereominiaansluiting) op het
apparaat en vervolgens de bron te
selecteren, kunt u het audioapparaat
beluisteren via de autoluidsprekers.
Een draagbaar audioapparaat
aansluiten
1
Schakel het draagbare audioapparaat uit.
2
Verlaag het volume op het apparaat.
3
Sluit het draagbare audioapparaat aan op
het apparaat via een verbindingskabel (niet
bijgeleverd)*.
* Gebruik een rechte stekker.
Het volumeniveau aanpassen
Pas het volume voor elk aangesloten
audioapparaat aan voordat u het afspelen
start.
1
Verlaag het volume op het apparaat.
2
Druk herhaaldelijk op
tot
"AUX" wordt weergegeven.
LPF FREQ
*
3
(frequentie van
laagdoorlaatfilter)
De kantelfrequentie van de subwoofer
selecteren: "50 Hz", "60 Hz", "80 Hz",
"100 Hz", "120 Hz".
LPF SLOP
*
3
(steilheid laagdoorlaatfilter)
De LPF-steilheid selecteren: "1", "2", "3".
SW PHASE
*
4
(fase subwoofer)
De fase van de subwoofer selecteren:
"NORM", "REV".
HPF FREQ
(frequentie hoogdoorlaatfilter)
De kantelfrequentie van de voor-/
achterluidspreker selecteren: "OFF",
"50 Hz", "60 Hz", "80 Hz", "100 Hz",
"120 Hz".
HPF SLOP
(steilheid hoogdoorlaatfilter)
De HPF-steilheid selecteren (werkt
alleen als HPF FREQ niet op "OFF" is
ingesteld): "1", "2", "3".
LOUDNESS
(dynamic loudness)
Hoge en lage tonen versterken voor
helder geluid bij lagere volumeniveaus:
"ON", "OFF".
ALO
(automatische niveau-aanpassing)
Het volumeniveau van alle
weergavebronnen aanpassen naar het
optimale niveau: "ON", "OFF".
BTM