
Inhoud
In een kartonnen doos
- 6 kunststof opdrachtkaarten 21 x 20 cm
4 opdrachten per kaart, totaal 24 opdrachten
- 6 kunststof controlestroken 20 x 3,5 cm
- 24 transparante kaartjes met kruis
- handleiding
Doel van het spel
Op de opdrachtkaarten staat telkens een rij
voorwerpen waarvan er één niet in het rijtje
thuishoort. De kinderen leren redeneren en
oefenen het verwoorden van die redenering.
Ze leren dus preciezer te benoemen en te
omschrijven, in categorieën te denken en door
te denken, want niet elke oplossing ligt voor de
hand.
Doelgroep
Voor 2-6 kinderen vanaf 5 jaar
Met zelfcorrectie
Ontwikkelingsdoelen
Taalontwikkeling en ontwikkeling van
het lezen
Ontwikkeling van waarnemen van kleur
en vorm
Denkontwikkeling en ontwikkeling van
het rekenen
Dit spel is uitermate geschikt om taalontwikkeling
te bevorderen. Stimuleer de kinderen om de
afbeeldingen te benoemen en om hun keuze te
verwoorden. Herhaal wat de kinderen hebben
gezegd in goede nederlandse zinnen zodat ze
jouw taalgebruik kunnen oppikken.
Spel
Speel het spel eerst onder jouw begeleiding.
Dat heeft als voordeel dat je samen intens kan
werken aan die mondelinge taalvaardigheid.
Neem een opdrachtkaart en 4 kruisjes. Verwoord
de opdracht als volgt: “Welke voorwerpen zie je
op de eerste rij?”, Welk voorwerp denk jij dat er
niet in thuis hoort?”. “Waarom denk je dat?”.
Het kind zegt dan bijvoorbeeld: ik zie een lepel,
een vork en een mes, daar kun je mee eten, en
ik zie een hark en een hark gebruik je in de tuin.
Als de oplossing van het kind klopt mag het een
kruisje leggen op de afbeelding van de hark. Ga
dan naar de volgende rij.
Als het in elke rij ontdekt heeft wie of wat er
niet bij hoort, neemt het de controlestrook. De
controlestroken en de opdrachtkaarten zijn
voorzien van een kleurband. Leg de gekleurde
banden tegen elkaar. Vergelijk of je ook op
dezelfde afbeeldingen een kruisje hebt gelegd.
Is dat zo? Geef het kind dan een welgemeend
compliment. Neem dan een volgende
opdrachtkaart.
De oplossingen van de opdrachtkaarten:
• de cirkel, want dat is een vorm die geen
hoeken heeft
• het vliegtuig, want de andere voertuigen
kunnen niet vliegen
• de poes, want de andere dieren hebben geen
vier poten, of de andere dieren hebben
pluimen.
• de wortel, want dat is een groente en de
anderen zijn fruit
• de hark, want een hark gebruik je niet om te
eten
• de wortel, want de andere voorwerpen
hebben allemaal met de koe te maken
• het konijn, want dat zwemt of leeft niet in het
water
• de boom, want een boom is geen bloem
• de letter A, want de andere afbeeldingen zijn
cijfers
• de pinguïn, want dat is een vogel maar hij kan
niet vliegen
• de kikker, want die springt en de andere dieren
glijden
• de bal, want dat is speelgoed en de andere
voorwerpen zijn gereedschap
• de ezel, want die heeft 4 poten en de andere
dieren hebben er maar 2
Nederlands