
80
9. Ingebruikname
a) Basisinstellingen
Na het inschakelen van de netspanning werkt de bewakingscamera met de volgende basisinstellingen:
Tijd
00:00 (HH : MM = uur : minuut)
Datum
00:00:00 (MM : DD : YY = maand : dag : jaar)
Netfrequentie
50 Hz (instelbaar 50 of 60 Hz)
Opname-interval
30 seconden (1 - 600 seconden)
Resolutie
Hoog (instelbaar: hoog/normaal)
Opnametype
Video (instelbaar: foto/video)
Lampfunctie
Auto (instelbaar: Auto/Uit)
Na elke wijziging knippert de rode LED achter de diffusorschijf van de bewegingsmelder gedu-
rende ongeveer 60 seconden.
In deze tijd is de PIR-sensor van de bewegingsmelder gedeactiveerd om u genoeg tijd te geven
om eht bepalingsbereik te verlaten (zo worden onnodige opnames vermeden).
b) Sensortest
Om de correcte afstelling van de bewegingsmelder (en ook de camera) te controleren, kunt u een testmo
-
dus activeren.
Ga als volgt te werk:
• Om de testmodus te activeren, drukt u tegelijk kort op de toets „M“ (9) en „
5
“ (12). Bij geactiveerde
testmodus staat in de bovenste schermregel „TEST“ en in de onderste schermregel wordt de datum
weergegeven.
• Ga naar het gewenste bepalingsbereik.
De rode LED achter de diffusorschijf van de bewegingsmelder licht op als er een warmteverandering in
het bewakingsbereik wordt herkend (raadpleeg voor de verklaring van de functie van de bewegingsmel
-
der hoofdstuk 7).
• Verander de positie van de bewakingscamera resp. bewegingsmelder, totdat de test-LED in het gewens
-
te bepalingsbereik oplicht.
• Om de testmodus te verlaten, drukt u nogmaals tegelijk kort op de toets „M“ (9) en „
5
“ (12). De melding
„TEST“ verdwijnt opnieuw.