5
3.
GEAVANCEERDE CONFIGURATIE (alleen voor experts)
Onderstaande codes zitten in de eenheid:
02000
Ontvangst van het programma en de versie van de zender: inschakelen van de
zender na het inschakelen van het instrument.
Daarna:
TARE.
De waarde die overeenkomt met de ontvangststerkte verschijnt nu.
Bevestig met de toets met het opschrift M
ODE.
00531
Seriële configuratie
U kunt de seriële output toestaan: (
S SI
) of niet (
S no)
met de toets M
ODE
.
Daarna:
TARE.
Kies met de
MODE
toets de transmissiesnelheid
(1200, 2400, 4800, 9600, 19200, 38400).
Opmerking: in de ontvangstmode is de baudfrequentie 2400 Baud
Daarna:
TARE.
U kunt met de
MODE
toets tussen de volgende zendtypes kiezen: continu (
Conti
), met herhaler
(
riPEt
), met printer (
StAMP
)
.
Daarna:
TARE.
Als u voor continue zending kiest, dan kunt u met de
MODE
toets de transmissie van de
weegeenheid (
U SI
–
U NO
) inschakelen.
Als u kiest voor de transmissie met herhaler, dan kunt u met de
MODE
toets het aantal te versturen
digits (
C 5
of
C 6
) kiezen.
Kiest u voor de transmissie met printer, dan kunt u het type printer kiezen: 80 kolommen (
S 80c)
, 24
kolommen (
S 24c
), 24 kolommen in een rij (
S 24L
)
.
00400
Kalibratiecode
Tik de code in en houd de
MODE toets langere tijd ingedrukt
om verder te kunnen instellen. Met de
toetsen MODE en TARE stel de deelwaarde in en houd de
MODE toets langere tijd ingedrukt
om te
bevestigen. Met het indrukken van de toets
MODE
stelt u de nul in. Belast de weegeenheid en druk
op
TARE
, stel de belaste waarde in en houd de
MODE toets langere tijd ingedrukt.
Indien nodig
kalibreer ook de volgende stappen.
Summary of Contents for DSD04-RX
Page 16: ...16 www rema eu...
