57
NL/BE
Opmerking:
Voor bepaalde werkzaamheden
kan het zaagblad ook worden ingestoken na 180°
te zijn gedraaid.
Bediening
Draag altijd geschikte kleding en passende
beschermende uitrusting als u met het
apparaat werkt.
Controleer voor elk gebruik of het apparaat
goed werkt. Persoonlijke beschermende
uitrusting en een goed werkend apparaat
beperken de kans op letsel en ongelukken.
Nadat het apparaat is ingeschakeld, blijft het
zaagblad nog even bewegen. Raak het
bewegende blad niet aan en probeer niet om
deze af te remmen. Gevaar op letsel!
In- en uitschakelen
Zorg ervoor dat u stevig staat en houd de
voorste greep
5
en de achtergreep
8
van
het gereedschap stevig vast met twee handen.
Voordat u het apparaat inschakelt, moet u
ervoor zorgen dat deze niet in aanraking komt
met het werkstuk.
Inschakelen:
1. Zorg er voor dat het accupak
9
goed is
geplaatst (zie “Het accupak bevestigen/
losmaken”).
2. Druk op de schakelaarvergrendeling
6
en de
aan/uit-schakelaar
7
(zie afb. H).
3. Laat vervolgens de schakelaarvergrendeling
6
los (zie afb. G). De
schakelaarvergrendeling
6
gaat terug naar
de oorspronkelijke stand.
4. Met de aan/uit-schakelaar
7
kunt u de
snelheid van de slag regelen.
Lichte druk : lage snelheid
Meer druk : hogere snelheid
De aan/uit-schakelaar
7
kan niet worden
vastgezet
Uitschakelen:
Laat de aan/uit-schakelaar
7
los.
Opmerking:
De led-werklamp
4
blijft
ongeveer 10 s aan nadat het gereedschap is
uitgeschakeld (aan/uit-schakelaar
7
is
losgelaten).
De voetplaat instellen
Voor aanpassing aan het werkstuk kan de
voetplaat
1
worden ingesteld en in 4 standen
gedraaid.
Druk op de instelknop
13
(zie afb. I).
De voetplaat
1
kan nu in de gewenste stand
worden geplaatst.
Nadat de voetplaat
1
in de gewenste stand
is geplaatst, drukt u de instelknop
13
terug in
de oorspronkelijke stand (zie afb. J).
Praktische tips
Draag handschoenen bij het
vastpakken van het zaagblad.
Daardoor voorkomt u snijwonden.
Let op:
Gevaar op letsel of schade aan
eigendommen!
- Gebruik geen botte, gebogen of op andere
wijze beschadigde zaagbladen.
- Controleer, voordat u gaat zagen, op
verborgen vreemde voorwerpen zoals
spijkers, schroeven. Verwijder deze.
- Plaats altijd een geschikt zaagblad.
- Zet het werkstuk met klemmen vast op de
werkbank.
- Pas alleen genoeg druk toe om te kunnen
zagen. Bij teveel druk kan het zaagblad
buigen en breken.
- Schakel het apparaat direct uit als het
zaagblad vastloopt. Maak de zaagsnede
breder en trek het blad er voorzichtig uit.
- Sta tijdens het werken altijd naast de zaag.
- Zorg altijd voor een goed geventileerde
werkplek.
- Zet niet teveel spanning op het apparaat
tijdens het werk.