94
8. Nachtmodus
CPA-E en CPA-E S PWM serie
Om de juiste werking van de nachtmodus te garanderen, moet aan
de volgende voorwaarden worden voldaan:
1. De pomp moet in de aanvoer worden geïnstalleerd.
2. Het verwarmingssysteem moet met een automatische
aanvoertemperatuurregeling zijn uitgerust.
Waarschuwing
Pompen in systemen met gasketels met een laag
watergehalte mogen niet worden ingesteld op
nachtmodus.
In de constante toerentalmodus I, II en III en bij
de werking van de pomp via PWM-signaal, kan de
nachtmodus niet worden geactiveerd.
Na de onderbreking en herstel van de stroomvoorzie-
ning behoudt de pomp de instelling.
Als het verwarmingssysteem te weinig warmte naar de
radiatoren afgeeft, controleer dan of de nachtmodus is
geactiveerd. Deze functie dient in dat geval te worden
uitgeschakeld.
8.2. Nachtfunctie
Zodra de nachtfunctie is geactiveerd, schakelt de circulatiepomp
automatisch tussen normale en nachtmodus. De functieverandering
is afhankelijk van de temperatuur in de aanvoer. Als de systeemtem-
peratuur in de voorstroom met meer dan 10 ~ 15 °C in 2 uur daalt,
schakelt de circulatiepomp in de nachtmodus. Overschakelen naar
de normale werking wordt zonder oponthoud uitgevoerd zodra de
aanvoertemperatuur weer met 10 °C is gestegen.
Opmerking
Opmerking
Opmerking
NL
High-efficiency verwarming- en Solar-circulatiepompen