MD300 - NLFREN - v1.0 - 17012017
8
NL
5 Bediening
Brandstof
Vul de brandstoftank met benzine door de instructies in de apart geleverde handleiding van de motor te volgen.
AANDACHT!
Vul de tank in niet meer dan 12,5 mm (1/2’’) onder de kraag, om genoeg ruimte te vrij te laten
voor de expansie.
De motor opstarten
en gedetailleerde beschrijving van de werking van de motor en alle noodzakelijke informatie en instructies bevinden zich in de
handleiding van de motor, die apart met de machine geleverd wordt.
Volg de volgende stappen voor het opstarten van de koude motor:
1. Draai de starterhendel op de motor, om deze volledig te activeren.
2. Zet de gashendel tot de helft van het totale vermogen.
3. Bedien de motorschakelaar.
4. Trek meermaals langzaam op het startkoord, om de benzine in de carburator te laten stromen. Houd vervolgens de
starthendel stevig vast, en trek wat op het koord, totdat u een weerstand voelt. Trek daarna snel op het startkoord, en laat
het voorzichtig terugkeren. Laat het startkoord niet bruusk terugkeren. Herhaal deze stap meermaals indien nodig, totdat de
motor start.
5. Laat de motor enkele seconden draaien, om deze op te warmen. Zet vervolgens de starterhendel geleidelijk in OPEN
positie.
Om een warme motor opnieuw te starten, is het gebruik van de starter niet meer noodzakelijk.
1. Zet de gashendel op de helft van het totale vermogen.
2. Houd de starthendel stevig vast, en trek lichtjes op het koord, totdat u een weerstand voelt. Trek vervolgens snel op het
koord, en laat het voorzichtig terugkeren. Laat het koord niet bruusk terugkeren.
Met de machine werken
• Wanneer de motor warm is, trek de gashendel om de motorsnelheid te verhogen.
• Stel de gewenste snelheid in, en laat de koppeling langzaam inschakelen. Als de koppeling niet direct inschakelt, trek
lichtjes op de hendel en probeer opnieuw. De kuipwagen begint te rijden.
• De gemotoriseerde kuipwagen is met handige stuurhendels op de handgrepen uitgerust. Om naar links of naar rechts te
draaien, bedien gewoon de overeenstemmende stuurhendel.
• De gevoeligheid van de sturing verhoogt proportioneel met de snelheid, zodat een lichte druk op de stuurhendel voldoende
is om te draaien met een lege kuipwagen. Meer druk is nodig als de kuipwagen vol is.
• De gemotoriseerde kuipwagen heeft een maximale capaciteit van 300 kg. Echter, is het raadzaam de lading aan de
ondergrond aan te passen.
• Op sommige ondergronden, moet u bij lage snelheid en met extra voorzichtigheid werken.
• Vermijd scherpe bochten en frequente richtingsveranderingen bij het rijden op de weg, vooral op harde en ruwe terreinen,
met ongelijke punten en een hoge wrijvingskracht.
• Wees uiterst voorzichtig wanneer u in moeilijke weeromstandigheden werkt (ijs, regen en sneeuw), of op een type
ondergrond, dat de kuipwagen kan destabiliseren.
• Wanneer de koppelingshendel losgelaten wordt, wordt de machine stilgezet en automatisch geremd.
• Als de machine op een steile helling staat, moet een wig tegen een van de wielen geplaatst worden.
Stationaire stand
Zet de gashendel in de stationaire stand (SLOW), om de spanning op de motor te verminderen, wanneer de kuipwagen
niet rijdt. Het gebruik van de stationaire stand verlengt de levensduur van de motor, vermindert het brandstofverbruik en het
geluidsniveau van de machine.
De motor stilzetten
Om de motor in noodgeval stil te zetten, draai de motorschakelaar op OFF. In normale omstandigheden, volg de volgende
stappen:
1. Om de verplaatsing van de machine te stoppen, zet de gashendel in de stationaire stand.
2. Laat de motor een tot twee minuten in stationaire stand draaien.
3. Zet de motorschakelaar op OFF.
4. Sluit de brandstofkraan.
copyrighted
document
- all
rights
reserved
by
FBC