38
A
B
C
E
D
C
F
C
G
H
I
A
B
D
E
C
J
K
Fig. 5-1
5. Installatie van Draineerbuizen
5.1. Installatie van Draineerbuizen (Fig. 5-1)
• De afvoerpijpen moeten 1/100 of meer aflopen.
• Als u de afvoerpijp wilt verlengen, kunt u een buigzame slang (binnendiameter
15 mm), die in de winkel verkrijgbaar is, of een harde PVC-pijp (VP-16/PVC-pijp,
O.D. ø22) gebruiken. Zorg er voor dat er geen water lekt bij de aansluitingen.
• Plaats de afvoerpijp niet rechtstreeks in een afvoergeul waar zwavelgas kan
ontstaan.
• Controleer nadat u de pijpen heeft aangebracht of er water uit het uiteinde van
de afvoerpijp stroomt.
Voorzichtig:
Voor een juiste afvoer moet de afvoerpijp worden geïnstalleerd volgens
de voorschriften van deze installatiehandleiding. De afvoerpijpen moeten
thermisch geïsoleerd worden om condensatie te voorkomen. Als de
afvoerpijpen niet goed geïnstalleerd en geïsoleerd zijn, kan condensvocht op
het plafond, de vloer of andere eigendommen druppelen.
A
Naar beneden hellend
B
Moet lager zijn dan het uitlaatpunt
C
Waterlekkage
D
Opgevangen afvoerwater
E
Lucht
F
Golvend
G
Het uiteinde van de afvoerpijp is onder water.
H
Afvoergoot
I
5 cm of minder tussen het uiteinde van de afvoerpijp en de grond.
J
Afvoerleiding
K
Zachte pvc-leiding (binnendiameter 15 mm)
of
Harde pvc-leiding (VP-16)
* Bevestigd met speciale pvc-lijm
Pijpen links en linksachter voorbereiden (Fig. 5-2)
1
Verwijder de afvoerkap.
• Verwijder de afvoerkap door het uitstekende stuk aan het einde van de pijp vast
te nemen en te trekken.
A
Afvoerkap
2
Verwijder de afvoerslang.
• Verwijder de afvoerslang door deze aan het begin vast te nemen
a
(aangegeven door de pijl) en deze naar u toe te trekken
b
.
3
Plaats de afvoerkap.
• Plaats een schroevendraaier of iets dergelijks in het gat aan het uiteinde van de
pijp en druk naar de basis van de afvoerkap.
4
Plaats de afvoerslang.
• Druk op de afvoerslang totdat deze onderaan de afvoeraansluiting zit.
• Zorg ervoor dat de haak van de afvoerslang goed is aangebracht over de
uitstekende afvoeraansluiting.
B
Haken
¡
Plaatsing in de leidingruimte van de binnenunit (Fig. 5-3)
* Als de afvoerleiding binnen het gebouw wordt geplaatst, moet u de leiding met in
de handel verkrijgbaar isolatiemateriaal omwikkelen.
* Pak de afvoerleiding en de koelleiding samen en gebruik de meegeleverde
viltband
3
om ze samen te omwikkelen.
* Overlap de viltband
3
telkens met een halve bandbreedte.
* Maak het einde van de viltband vast met vinylband.
A
Gaspijp
B
Vloeistofpijp
C
Afvoerleiding
D
Verbindingsbedrading binnen/buiten
E
Viltband
3
¡
Controleren op afvoerwater (Fig. 5-4)
1. Open het rooster aan voorzijde en verwijder de filter.
2. Vul de ruimte langzaam met water met de vinnen van de warmtewisselaar naar
u toe gericht.
3. Nadat u hebt gecontroleerd of er sprake is van afvoerwater, plaatst u de filter
weer op het apparaat en sluit u het rooster.
Fig. 5-2
Fig. 5-3
Fig. 5-4
A
A
1
3
PKFY-P·VHM-E
a
b
A
B
2
4