3
Informations concernant le modèle réel
De 1938 à 1944, les locomotives de la série WR360C14
furent livrées par différentes usines. Il s’agissait de la
première locomotive diesel de série avec transmission
hydraulique. Avec une puissance de 360 ch et une vitesse
maximale de 55 km/h, elle convenait parfaitement pour le
service de manœuvre mi-lourd et pour le service de rabat-
tement en raison de son important effort au démarrage.
Utilisée d’abord essentiellement par l’armée – qui avait
commandé ce type de locomotive – elle fut affectée après
la deuxième guerre mondiale à la traction de trains voy-
ageurs légers et de rames réversibles afin de compenser
un peu la pénurie de locomotives à vapeur.
Afin d’assumer de plus grandes charges (service mar-
chandises), certaines V 36 furent utilisées dès le début en
unité multiple, un mécanicien unique pouvant ainsi piloter
deux machines. Les moteurs devant toutefois être démar-
rés et arrêtés séparément, les locomotives furent attelées
avec les cabines de conduite en vis-à-vis afin de permett-
re au mécanicien de passer par les portes frontales.
Les 90 machines reprises par la Deutsche Bundesbahn
furent immatriculées dans la série V 36 et dotées de la
même livrée que les locomotives à vapeur : châssis rouge
et superstructure noire.
Les V 36 connurent leur « âge d’or » dans les années
cinquante, passant alors pour des véhicules modernes et
faciles à manœuvrer comparés aux locomotives vapeur.
Les V 36 furent réformées à partir des années 70. De
nombreuses locomotives furent encore reprises par des
chemins de fer privés ou industriels, deux unités ont été
conservées comme locomotives musée.
Informatie van het voorbeeld
Verschillende locomotieffabrikanten leverden tussen
1938 en 1944 locomotieven van de serie WR360C14.
Het waren de eerste locomotieven met en hydraulische
aandrijving. Met een vermogen van 360 pk en een
maximumsnelheid van 55 km/h waren ze erg geschikt in
de middelzware rangeerdienst en in de aanvoerroute van-
wege hun grote aanzettrekkracht. Daarna werden ze over-
wegend bij het leger ingezet - die dit locomotieftype ook
hadden besteld - na de Tweede Wereldoorlog voor lichte
reizigerstreinen, tot aan keertreinen toe, om het tekort aan
stoomlocomotieven enigszins op te vangen.
Om een grotere trekkracht te bereiken (goederentrein-
dienst) werden enkele V36 machines vanaf het begin als
dubbeltractie uitgevoerd. Hierdoor kon één machinist
twee locomotieven besturen. Aangezien de motoren ge-
scheiden in- en uitgeschakeld moesten worden, koppelde
men de beide cabines met de rug tegen elkaar om de
machinist de mogelijkheid te bieden via de kopwand-
deuren over te stappen van de ene naar de andere loc.
Bij de overname van 90 machines door de Deutsche
Bundesbahn werden ze ondergebracht in de serie V 36.
Ze werden als stoomlocomotieven geschilderd met een
rood onderstel en een zwarte opbouw.
Hun “gouden tijdperk” lag voor de V36 in de vijftiger jaren,
in vergelijk tot stoomloc golden ze als moderne, eenvou-
dig in bedrijf te houden locomotieven.
Het buitendienststellen van de V36 begon in de zeven-
tiger jaren. Veel locomotieven kwamen nog terecht bij
privé en fabrieksspoorwegen, twee stuks zijn bewaard als
museumloc.
