41
en let ook op of er geen dieren in de
werkomgeving zijn. Als dat het geval is, stopt u
met het gebruik van het gereedschap.
2.
Controleer voor gebruik altijd of het gereedschap
veilig is om te gebruiken. Controleer de veiligheid
van het snijgarnituur en de beschermkap, en
controleer of de aan/uit-schakelaar goed werkt en
gemakkelijk kan worden bediend. Controleer of de
handgrepen schoon en droog zijn en test de
werking van de aan/uit-schakelaar.
3.
Controleer op beschadigde onderdelen voordat u
het gereedschap verder gebruikt. Een
beschermkap of ander onderdeel day beschadigd
is, moet nauwkeurig worden onderzocht om te
beoordelen of het goed werkt en zijn beoogde
functie kan uitvoeren. Controleer of bewegende
delen goed uitgelijnd zijn en niet vastgelopen zijn,
of onderdelen niet kapot zijn en stevig
gemonteerd zijn, en enige andere situatie die van
invloed kan zijn op de werking van het
gereedschap. Een beschermkap of ander
onderdeel dat beschadigd is, dient vakkundig te
worden gerepareerd of vervangen door een
erkend servicecentrum, behalve indien anders
aangegeven in deze gebruiksaanwijzing.
4.
Schakel de motor alleen in wanneer de handen en
voeten uit de buurt van het snijgarnituur zijn.
5.
Controleer vóór het starten of het snijgarnituur
geen contact maakt met harde voorwerpen, zoals
takken, stenen, enz., omdat tijdens het starten het
snijgarnituur zal ronddraaien.
Gebruiksmethode
1.
Gebruik het gereedschap nooit met beschadigde
beschermkappen of zonder aangebrachte
beschermkappen.
2.
Gebruik het gereedschap alleen bij goed licht en
zicht. Wees in de winter bedacht op gladde of
natte plaatsen, ijs en sneeuw (gevaar voor
uitglijden). Zorg er altijd voor dat u stevig staat.
3.
Wees voorzichtig uw handen en voeten niet te
verwonden aan het snijgarnituur.
4.
Houd altijd handen en voeten uit de buurt van het
snijgarnituur, met name bij het inschakelen van de
motor.
5.
Maai nooit boven heuphoogte.
6.
Sta nooit op een ladder met draaiend
gereedschap.
7.
Werk nooit op onstabiele oppervlakken.
8.
Reik niet te ver. Zorg altijd voor een stevige stand
en goede lichaamsbalans.
9.
Zorg er op een helling altijd voor dat u stevig
staat.
10.
Loop rustig, nooit te snel.
11.
Verwijder zand, stenen, nagels, enz. die u binnen
uw werkbereik vindt. Vreemde voorwerpen
kunnen het snijgarnituur beschadigen en
opgeworpen worden waardoor ernstig persoonlijk
letsel kan worden veroorzaakt.
12.
Raak nooit gevaarlijke, bewegende delen aan
voordat het gereedschap is losgekoppeld van de
elektrische voeding, en de gevaarlijke, bewegende
delen volledig tot stilstand zijn gekomen.
13.
Als het snijgarnituur stenen of andere harde
voorwerpen raakt, moet u de motor onmiddellijk
uitschakelen en het snijgarnituur controleren.
14.
Voordat u begint te maaien, moet het snijgarnituur
op maximaal toerental draaien.
15.
Houd tijdens gebruik het gereedschap altijd met
twee handen vast. Houd het gereedschap tijdens
het gebruik nooit met slechts één hand vast. Zorg
er altijd voor dat u stevig staat.
16.
De volledige veiligheidsuitrusting, zoals een
beschermkap die bij het gereedschap wordt
geleverd, moeten tijdens het werk worden
gebruikt.
17.
Behalve in noodgevallen mag u het gereedschap
nooit op de grond laten vallen of weggooien
omdat hierdoor het gereedschap zwaar
beschadigd kan raken.
18.
Sleep het gereedschap nooit over de grond
wanneer u het wilt verplaatsen omdat hierdoor het
gereedschap kan worden beschadigd.
19.
Verwijder altijd de accu uit het gereedschap:
–
iedere keer als u het gereedschap onbeheerd
achterlaat;
–
voordat u een verstopping opheft;
–
voordat u het gereedschap controleert, reinigt
of er werkzaamheden aan gaat verrichten;
–
voordat u enige afstelling maakt, een
accessoire vervangt of het gereedschap
opbergt;
–
als het gereedschap op ongebruikelijke manier
begint te trillen;
–
wanneer u het gereedschap gaat vervoeren.
20.
Forceer het gereedschap niet. Het gereedschap
werkt beter en met een kleinere kans op letsel op
de manier waarvoor het is ontworpen.
Onderhoudsinstructies
1.
De toestand van het snijgarnituur, de
veiligheidsuitrusting moet worden gecontroleerd
voor aanvang van de werkzaamheden.
2.
Schakel de motor uit en verwijder de accu voordat
u onderhoudswerkzaamheden uitvoert, het
snijgarnituur vervangt, of het gereedschap
schoonmaakt.
3.
Verwijder na gebruik de accu van het gereedschap
en controleer op beschadigingen.
4.
Controleer op loszittende bevestigingen en
beschadigde onderdelen, zoals bijna half-
doorgescheurd in het snijgarnituur.
5.
Wanneer het gereedschap niet wordt gebruikt,
bergt u het op op een droge plaats die op slot kan
of buiten bereik van kinderen ligt.
6.
Gebruik uitsluitend de door de fabrikant
aanbevolen vervangingsonderdelen en
accessoires.
7.
Zorg ervoor dat de ventilatieopeningen altijd vrij
zijn van vuil.
8.
Inspecteer en onderhoud het gereedschap
regelmatig, met name vóór en na gebruik. Laat het
gereedschap alleen repareren door een erkend
servicecentrum.
9.
Houd de handgrepen droog, schoon en vrij van
olie en vetten.