37 NEDERLANDS
De lamp op de voorkant gebruiken
►
Fig.4:
1.
Lamp
LET OP:
Kijk niet direct in het lamplicht of in
de lichtbron.
Knijp de trekkerschakelaar in om de lamp in te schake
-
len. De lamp blijft branden zo lang de trekkerschakelaar
wordt ingeknepen. De lamp gaat 10 tot 15 seconden
nadat u de aan-uitschakelaar hebt losgelaten uit.
OPMERKING:
Gebruik een droge doek om vuil van de lens
van de lamp af te vegen. Wees voorzichtig dat u de lens van
de lamp niet bekrast omdat dan de verlichting minder wordt.
De omkeerschakelaar bedienen
►
Fig.5:
1.
Omkeerschakelaar
LET OP:
Controleer altijd de draairichting
alvorens het gereedschap te starten.
LET OP:
Verander de stand van de omkeerschake-
laar alleen nadat het gereedschap volledig tot stilstand is
gekomen.
Als u de draairichting verandert terwijl het gereed
-
schap nog draait, kan het gereedschap beschadigd raken.
LET OP:
Zet de omkeerschakelaar altijd in de neu-
trale stand wanneer u het gereedschap niet gebruikt.
Dit gereedschap heeft een omkeerschakelaar voor het
veranderen van de draairichting. Druk de omkeerscha-
kelaar in vanaf kant A voor de draairichting rechtsom, of
vanaf kant B voor de draairichting linksom.
Wanneer de omkeerschakelaar in de neutrale stand staat,
kan de trekkerschakelaar niet worden ingeknepen.
Snelheidskeuze
►
Fig.6:
1.
Snelheidskeuzeknop
LET OP:
Zet de snelheidskeuzeknop altijd volledig
in de juiste stand.
Als u het gereedschap gebruikt met de
snelheidskeuzeknop halverwege tussen de standen "1" en
"2", kan het gereedschap beschadigd worden.
LET OP:
Verander de instelling van de snel-
heidskeuzeknop niet terwijl het gereedschap
draait.
Dat kan het gereedschap beschadigen.
Stand van de
snelheids-
keuzeknop
Snelheid
Koppel
Toepassing
1
Laag
Hoog
Zware
belasting
2
Hoog
Laag
Lichte
belasting
Als u de snelheid wilt veranderen, schakelt u eerst het
gereedschap uit. Selecteer stand "2" voor een hoge
snelheid of stand "1" voor een lage snelheid met een
hoog koppel. Let op dat de snelheidskeuzeknop geheel
in de juiste stand is gezet voordat u gaat werken.
Als de snelheid van het gereedschap tijdens gebruik in
stand "2" sterk afneemt, zet u de knop in stand "1" en
begint u het gebruik opnieuw.
De werkingsfunctie kiezen
LET OP:
Zorg dat de ring precies staat inge-
steld op de gewenste functiemarkering. Als u het
gereedschap gebruikt met de ring halverwege
tussen de functiemarkeringen, kan het gereed-
schap beschadigd worden.
LET OP:
Wanneer u de stand verandert van
"
" naar een andere functie, kan het een beetje
moeilijk zijn om de werkingsfunctiekeuzering te
draaien. Schakel in dat geval het gereedschap in
gedurende een seconde in de stand "
", stop
daarna het gereedschap en draai de ring naar de
gewenste stand.
►
Fig.7:
1.
Werkingsfunctiekeuzering
2.
Instelring
3.
Koppelaanduiding
4.
Pijlteken
Dit gereedschap heeft drie werkingsfuncties.
•
Boorfunctie (alleen draaien)
•
Klopboorfunctie (draaien met kloppen)
•
Schroevendraaierfunctie (draaien met
koppeling)
Selecteer een functie die geschikt is voor uw
werk. Draai de werkingsfunctiekeuzering en lijn de
gewenste markering uit met het pijlteken op het
gereedschapshuis.
Het aandraaikoppel instellen
►
Fig.8:
1.
Werkingsfunctiekeuzering
2.
Instelring
3.
Koppelaanduiding
4.
Pijlteken
Door de instelring te draaien, kan het draaikoppel
worden ingesteld op 21 niveaus. Lijn de koppelaan
-
duiding uit met het pijlteken op het gereedschapshuis.
Voor het minimumaandraaikoppel kiest u 1 en voor het
maximumaandraaikoppel kiest u 21.
Alvorens met het eigenlijke werk te beginnen, draait
u eerst een testschroef in uw werkstuk of een stuk
identiek materiaal, om te bepalen welk aandraaikoppel
het meest geschikt is voor een bepaalde toepassing.
Hieronder volgt een grove richtlijn voor de relatie tussen
de schroefmaat en de koppelaanduiding.
Koppelaanduiding
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
Kolomschroef
M4
M5
M6
Hout-
schroef
Zachthout
(bijv.
naaldhout)
–
ɸ
3,5 x 22
ɸ
4,1 x 38
–
Hardhout
(bijv.
meranti)
–
ɸ
3,5 x 22
ɸ
4,1 x 38
–