41
BEDIENING (Fig. 15)
LET OP:
• Schuif de accu er altijd volledig in totdat die op zijn
plaats vastklikt. Wanneer de rode indicator op de
bovenkant van de knop nog zichtbaar is, zit de accu
niet volledig erin. Schuif hem volledig erin totdat de
rode indicator niet meer zichtbaar is. Als u dit niet doet,
kan de accu per ongeluk uit het gereedschap vallen en
u of anderen in uw omgeving verwonden.
• Als u het gereedschap aanhoudend blijft gebruiken tot-
dat de accu helemaal leeg is, laat u het gereedschap
dan ongeveer 15 minuten liggen voordat u doorgaat
met een verse accu.
Slagschroevendraaierstand “ ”
Schroeven indraaien
Houd het gereedschap stevig vast en plaats de punt van
de schroefbit in de schroefkop. Oefen zoveel kracht op
het gereedschap uit als nodig is om de schroefbit op zijn
plaats te houden. Schakel vervolgens het gereedschap
in om de bediening te starten.
Bouten aandraaien (Fig. 16 en 17)
Het juiste draaikoppel kan verschillen afhankelijk van het
soort en de grootte van de schroef/bout, het materiaal
van het werkstuk waarin wordt gedraaid, enz. De relatie
tussen het draaikoppel en de draaitijd wordt aangegeven
in de afbeeldingen.
OPMERKING:
• Wanneer de functiekeuzering in de slagschroeven-
draaierstand staat, controleert u dan vóór het gebruik
even de juiste werking, door een houtschroef in een
stuk hout te draaien. Als het gereedschap niet goed
werkt, raadpleegt u dan uw dichtstbijzijnde Makita Ser-
vicecentrum.
• Houd het gereedschap altijd recht op de schroef.
• Gebruik altijd het bit die geschikt is voor de kop van de
aan te draaien schroef/bout.
• Voor het vastdraaien van M8 of kleinere schroeven,
dient u met zorg de druk op de trekkerschakelaar te
regelen zodat de schroef niet beschadigd wordt.
• Als u de in de figuren aangegeven aandraaitijden over-
schrijdt, kan de schroef of de punt van de schroefbit
overbelast worden, doldraaien, beschadigd raken, enz.
Neem daarom eerst een proefje om de juiste aan-
draaitijd voor de schroef te bepalen.
Het aandraaimoment wordt beïnvloed door een groot
aantal verschillende factoren, waaronder de volgende.
Controleer na het vastdraaien altijd het aandraaimoment
met een momentsleutel.
1.
Wanneer de accu bijna leeg is, neemt de spanning
af en vermindert het aandraaimoment.
2.
Schroefbit of schroefdop
Het aandraaimoment vermindert als u niet een
schroefbit of schroefdop van de juiste maat gebruikt.
3.
Bout
• Zelfs wanneer het koppelcoëfficiënt overeenkomt
met de boutklasse, hangt het juiste aandraaimo-
ment af van de boutdiameter.
• Zelfs wanneer de boutdiameters gelijk zijn, hangt
het juiste aandraaimoment af van het koppelcoëf-
ficiënt, de boutklasse en de boutlengte.
4.
De manier van vasthouden van het gereedschap en
de positie waar de schroef in het materiaal wordt
gedraaid, hebben een invloed op het aandraaimo-
ment.
5.
Bij lagere toerentallen wordt ook het aandraaimo-
ment kleiner.
Hamerboorstand “ ”
LET OP:
• Houd het gereedschap tijdens het gebruik altijd stevig
vast. Er kan plotseling een enorme kracht worden uit-
geoefend op het gereedschap/de boorkop wanneer er
een gat wordt doorboord, wanneer een gat verstopt
raakt met scherven of kiezels, of wanneer er in gewap-
end beton een stalen staaf wordt geraakt.
Zorg ervoor dat u een bit met een hardmetalen punt
gebruikt.
Plaats de punt van de boor op de gewenste plaats waar
geboord moet worden, en druk vervolgens de schakelaar
in. Forceer het gereedschap niet. Een lichte druk geeft
de beste resultaten. Houd het gereedschap stevig vast
en zorg dat het niet uitglijdt.
Oefen geen grotere druk uit wanneer het boorgat ver-
stopt raakt met schilfertjes of metaaldeeltjes. Laat in zo’n
geval het gereedschap onbelast lopen en verwijder de
boor gedeeltelijk uit het boorgat. Wanneer dit verschil-
lende keren wordt herhaald, zal het boorgat schoon
worden en kunt u normaal verder boren.
Boorstand “ ”
LET OP:
• Door overmatig druk uit te oefenen op het gereedschap
zult u het boren niet versnellen. Integendeel, over-
matige druk zal enkel resulteren in snellere slijtage van
het bit/de boorkop, mindere prestaties en een kortere
levensduur van het gereedschap.
• Er kan plotseling een enorme kracht worden uit-
geoefend op het gereedschap/de boorkop wanneer er
een gat wordt doorboord. Houd het gereedschap stevig
vast en wees uiterst voorzichtig wanneer de boorkop
het werkstuk begint te doorboren.
• Een vastgelopen boorkop kan eenvoudig verwijderd
worden door de draairichting te veranderen met de
omkeerschakelaar, om zo de boorkop los te halen.
Houd het gereedschap daarbij stevig vast, want er is
kans op een plotselinge terugslag.
• Zet kleinere werkstukken altijd vast in een draaibank of
een dergelijke greep.
• Druk de trekkerschakelaar niet herhaaldelijk in wan-
neer de motor is geblokkeerd. Dat kan het gereedsc-
hap beschadigen.
Voor het boren in hout bereikt u de beste resultaten met
een houtboor voorzien van een geleideschroef. De gelei-
deschroef vergemakkelijkt het boren door de boorkop het
werkstuk in te trekken.
Voor het boren in metaal maakt u, om wegglijden van de
boorkop te vermijden, van tevoren op het punt waar u
gaat boren een kleine inkeping met een drevel en een
hamer. Plaats de punt van de boorkop in de inkeping en
begin met boren.
Bij het boren in metaal gebruikt u een smeermiddel. De
uitzonderingen zijn ijzer en koper, die droog geboord
worden.