NL
85
Veiligheidsinstructies
Montage, aansluiting, inbedrijfstelling en
reparatie mogen alleen door een vakman
uitgevoerd worden. Deze vakman kan de
passende bevestiging en afvoerluch
-
tgeleiding van de dampkap bepalen. De
bevestiging moet geschikt zijn voor het
gewicht van de dampkap en de belasting
van de ondergrond. Rekening houden met
de uittrekwaarden van de meegeleverde
plugs. Deze hebben, afhankelijk van de
ondergrond, de volgende waarden: Plug
Ø10 mm: Beton B25 9,4 kN Muurtegel Z20
5,2 KN Volle kalksteen KSV20 4,8 KN. Bij
andere onstabiele ondergrondden moet
voor de veilige montage van de dampkap
raad gevraagd worden aan een vakman
voor bouwwerken, bijvoorbeeld een staticus
of een architect.
Verwondingsgevaar !
Door de fabricatie kunnen er scherpe
kanten in het kaplichaam zijn. Tijdens de
montage moeten veiligh
-
eidshandschoenen
gedragen worden.
Gevaar door elektrisch schok !
De netspanning moet overeenstemmen
met de gegevens op het typeplaatje. Deze
bevindt zich in de buurt van de filter binnen
in de kap. De dampkap alleen op een
volgens de voorschriften geïnstalleerde
veiligheidscontactdoos
aansluiten.
De
contactdoos
moet
na
de
montage
eenvoudig te bereiken zijn om de dampkap,
indien nodig, van de netspanning te kunnen
ontkoppelen. Bij een vaste aansluiting
(bijvoorbeeld wanneer er geen passende
contactdoos is) mag de dampkap alleen
door een elektrische vakman op de
netspanning aangesloten worden. Voor de
vaste aansluiting moet de dampkap op een
enkele stroomkring met scheidingsinrichting
aangesloten
worden.
Als
scheidingsinrichting gelden schakelaars
met een contactopening van minstens 3
mm en alpolige schakelaars, bijvoorbeeld
LS
-
schakelaars en relais. Voor de werken
aan de elektrische aansluiting van de
dampkap,
de
netstroomkring
/
netstroomkringen uitschakelen. Vooraleer
bevestigingsgaten te boren controleren of
er geen elektrische leidingen door de
boorwerken kunnen beschadigd worden.
De elektrische aansluiting moet zodanig
voorbereid worden dat de dampkap
daarmee eenvoudig kan aangesloten
worden. De plaatselijke voorwaarden
moeten nageleefd worden.
Afvoerluchtgeleiding
( voor afvoerlucht
-
bedrijf )
De afvoerlucht mag niet naar een
schoorsteen gevoerd worden die voor
uitlaatgassen
van
toestellen
met
brandstoffen (bijvoorbeeld gas) gebruikt
wordt. De officiële voorschriften voor de
evacuatie van de afvoerlucht moeten
nageleefd worden. De afvoerluchtweg moet
zodanig voorbereid worden dat de
dampkap
daarmee
eenvoudig
kan
verbonden worden. De afvoerluchtslang
moet zonder buigingen gelegd zijn.
Wanneer
de
dampkap
in
het
afvoerluchtbedrijf gelijktijdig met andere
kamerluchtafhankelijke
kookplaatsen
(bijvoorbeeld met hout, gas, olie of kolen
aangestoken toestellen) in één kamer
bedreven wordt, dan kunnen dodelijke
verbrandingsgassen
door
een
zich
vormende onderdruk terug naar de kamer
gevoerd worden. De bediener moet daarom
altijd voor voldoende toegevoerde lucht
zorgen. De onderdruk in de kamer mag niet
groter zijn dan 4 Pa (0,04mbar).
Stookplaats voor vaste brandstoffen
Boven een stookplaats voor vaste
brandstoffen, waarvan een brandgevaar
(bijvoorbeeld rondvliegende vonken) kan
uitgaan, is de montage van de dampkap
enkel toegelaten wanneer de stookplaats
een gesloten, niet afneembare afdekking
heeft.
Minimum afstand tot het kooktoestel
Voorschrift bij gas is 650mm. Om
condensvorming te verhinderen moet een
ophopingsklep direct aan de luchtuitlaat
buiten gemonteerd worden. De geldende
inbouwvoorschriften en
-
instructies van de