Nederlands (
N
L)
114
21. Opsporen van storingen
22. Afvalverwijdering
Dit product, of onderdelen van dit product dienen op een milieu-
vriendelijke manier afgevoerd te worden:
1. Breng het naar het gemeentelijke afvaldepot.
2. Wanneer dit niet mogelijk is, neemt u dan contact op met uw
Grundfos leverancier.
Wijzigingen voorbehouden.
Waarschuwing
Voordat u storingen begint op te sporen, moet de voeding uitgeschakeld zijn. Zorg dat de voedingspanning niet per
ongeluk kan worden ingeschakeld.
Storing
Oorzaak
Oplossing
1. Er wordt geen
regenwater geleverd aan
de buffertank, hoewel de
verzameltank regenwater
bevat.
a) De voedingspomp functioneert niet goed.
Zie de installatie- en bedieningsinstructies voor
de voedingspomp.
b) De voedingspomp werd niet ingesteld op "Auto".
Zet de voedingspomp op "Auto".
Zie paragraaf
.
c) De persleiding van de voedingspomp is
geblokkeerd of gebarsten.
Verwijder de blokkade of vervang de leiding.
d) Niveausensor in verzameltank functioneert niet.
Controleer de ingang van de niveausensor van
de verzameltank op het statusdisplay.
Zie paragraaf
Controleer aansluitingen en werking van sensor.
Vervang de sensor indien nodig.
e) De niveausensor in de buffertank functioneert niet
goed.
Controleer de ingang van de niveausensor van
de buffertank op het statusdisplay.
Zie paragraaf
Controleer aansluitingen en werking van sensor.
Vervang de sensor indien nodig.
f)
Uitschakeling wegens overbelasting.
Controleer reden voor overbelasting.
2. De boosterpomp draait,
maar de persdruk is
laag.
a) Lucht in de boosterpomp.
Stel het systeem buiten werking door de
hoofdschakelaar uit te zetten.
Draai de ontluchtingsschroef los op de
achterzijde van de pompmantel en wacht tot het
uitstromende water geen lucht meer bevat.
Draai de schroef weer vast.
3. Er is geen regenwater
beschikbaar en er wordt
geen leidingwater
geleverd aan de
buffertank.
a) De leidingwaterklep werd niet ingesteld op "Auto". Stel de leidingwaterklep in op "Auto".
Zie paragraaf
.
b) De leidingwaterklep functioneert niet.
Controleer of de klep door onzuiverheden wordt
geblokkeerd en maak deze zo nodig schoon.
Vervang de klep indien nodig.
c) Door de gebruiker gedefinieerd alarm is
geactiveerd.
Reset het alarm.
Zie paragrafen
en
4. De boosterpomp kan de
instelwaarde niet
bereiken.
a) Het verbruik is te hoog.
Verminder indien mogelijk het verbruik.
b) Leidingbreuk of lekkage in het systeem.
Controleer het systeem en herstel het indien
nodig.
5. Geen verbinding met
Ethernet.
a) Onjuiste hostnaam.
Controleer de hostnaam.
Zie paragraaf