Ne
de
rla
n
d
s (NL)
153
9. Bediening
9.1 Bedienings- en display-elementen
Afb. 13
Bedienings- en display-elementen
LEDs
Invoerknoppen
TM
03
72
11
4
506
11
5
3
4
2
1
7
8
9
6
10
Pos.
Omschrijving
1
Alarm: De alarm-LED knippert bij foute of
onjuiste input.
2
Meas: De meetmodus-LED is aan wanneer
de meting actief is.
3
Stop: De besturing-stop-LED is aan wan-
neer een geconfigureerde regelaar is uit-
geschakeld.
4
SP: De regelaar-setpoint-LED is aan wan-
neer een stroomgrenswaarde of setpoint
wordt weergegeven en knippert wanneer
het SP-menu open is voor het wijzigen van
de grenswaarde of setpoint.
5
Code: De code-LED is aan wanneer het
codemenu is geselecteerd en knippert
wanneer het code-menu open is.
6
Cal: De kalibratiemodus-LED is aan tijdens
kalibratie.
Pos.
Omschrijving
7
[Omhoog]:
• Verhoogt waarden.
• Schakelt tussen de menu's.
8
[Omlaag]:
• Verlaagt waarden.
• Schakelt tussen de menu's.
9
[OK]:
- Activeert het gekozen menu.
- Bevestigt de geselecteerde waarde.
10
[Cal]:
De knop schakelt tussen kalibratie- en
meetmodus.
11
Display
• Weergave van de meetwaarde met
fysieke grootheid
• Weergave van codes en instelwaarden
voor bediening van het instrument
• Weergave van alarm-events.