12
• Voor elk van twee afzondelijke afrasteringen, elk gevoed door
een afzonderlijk, ona ankelijk pulserend schrikdraadapparaat,
moet de afstand tussen de draden van de twee elektrische
afrasteringen minimaal 2 m (6 vt) bedragen. Indien deze opening
moet kunnen worden afgesloten, gebruik dan elektrisch niet-
geleidend materiaal of een geïsoleerde metalen afslui ng.
• Beves g niet twee schrikdraadapparaten op dezelfde aarding.
• Gebruik in een elektrische afrastering geen prikkel- of
scheermesdraad als geleider.
• Een
niet-geëlectri
fi
ceerde prikkeldraad- of scheermesdraad-
afrastering mag als drager gebruikt worden voor één of meer op
afstand geplaatste elektrische afrasteringsdraden. Het dragende
systeem voor deze onder stroom staande afrasteringsdraden
moeten dusdanig geconstrueerd zijn dat een minimale afstand
van 150 mm (6”) uit het ver cale vlak van de stroomvrije
prikkeldraad-of scheermesafrastering wordt bewaard. De prikkel-
en scheermesafrastering moeten op regelma ge afstanden
geaard worden.
• Houd u betre
ff
ende de aarding aan de aanbevelingen van de
producent van het schrikdraadapparaat.
• De aarde van het schrikdraadapparaat moet minimaal tot 1m
diep in de grond gestoken worden en niet binnen een afstand
van 10m van andere aardingssystemen van het lichtnet-,
telecommunica e- of andere systemen.
• Gebruik aanvoerkabel met hoogspanning-isola e binnen
gebouwen voor een e
ff
ec eve isola e en gebruik deze kabel ook
op plaatsen waar blootliggende gegalvaniseerde draad eventueel
aan corrosie onderhevig is Gebruik hiervoor geen kabel of snoer
voor normale huishoudelijke toepassingen
• Ondergrondse aansluitgeleiders moeten in een mantel uit
geïsoleerd materiaal worden geplaatst of er dient kabel met
hoogspanningsisola e worden gebruikt. Let erop dat er geen
schade aan de aansluitdraden kan ontstaan door het in de grond
zakken van hoeven van vee of door tractorwielen.
• Aansluitleidingen voor de afrastering mogen niet door dezelfde
kabelgoot worden gevoerd waarin netspanningskabels of
communica e-of datakabels liggen.
• Aansluitleidingen en draden van een elektrische afrastering
mogen niet over bovengrondse stroom-of communica eleidingen
heen lopen.
• Indien aangesloten op een 220V circuit dat niet beschikt over een
aardlekschakelaar (RCD), dan zal er ten alle jde een plug in –RCD
gebruikt moeten worden.
• Indien mogelijk moeten afrasteringen niet onder bovengrondse
hoogspanningsleidingen aang elegd worden. Indien dit niet kan
worden vermeden, dan dient de afrastering de bovengrondse
leiding zo haaks te mogelijk kruisen.
• Indien aansluitkabels en draden van een elektrische afrastering
in de buurt van bovengrondse lichtnetleidingen worden
geïnstalleerd, dan mogen de onderlinge afstanden niet kleiner zijn
dan wat hieronder wordt aangegeven:
Minimale afstand tussen hoogspanningsleidingen en elektrische
afrasteringen