NL 8
Bediening
De oven gebruiken
De ov
en heeft 5 ovenfuncties. Raadpleeg de tabel en kies de juiste
ovenfunctie voor het gerecht.
1. Zet het gerecht in de oven.
Voor de meeste gerechten moet u de oven eerst voorverwarmen.
2. Draai de ‘ovenfunctieknop’ naar de gewenste instelling.
De ovenverlichting gaat branden.
3. Stel met de ‘temperatuurknop’ de gewenste temperatuur in
(tussen 50-250
°C)
.
Het thermostaat indicatielampje gaat branden. Het indicatielampje
gaat uit zodra de oven op temperatuur is en gaat weer branden
zodra de oven weer verwarmd.
Oveninstellingen
Kies aan de hand van de tabel de juiste ovenfunctie. Raadpleeg ook de
bereidingsinstructies op de verpakking van het gerecht.
Functie
Beschrijving
Aanbevolen
temp. °C
Boven onderwarmte
• Het gerecht wordt verwarmd door verwarmingselementen boven en
onder in de ovenruimte.
• Deze functie is geschikt voor traditioneel bakken en braden.
200
Onderwarmte
• Het gerecht wordt verwarmd door het onderste verwarmingselement.
Schakel deze stand in net voor het einde van de bak- of braadtijd.
• Deze functie wordt gebruikt voor gerechten die een bodemkorst of
bruining nodig hebben.
160
Bovenwarmte
• Het gerecht wordt verwarmd door het bovenste verwarmingselement.
• Deze functie wordt gebruikt voor het bruineren van de bovenlaag van
gerechten.
150
Grill
• Het gerecht wordt verwarmd door het binnenste grillelement.
• Deze functie kan gebruikt worden voor het gratineren van
boterhammen, het roosteren van brood en saucijsjes.
210
Grote grill
• Het gerecht wordt verwarmd door het grote grillelement.
• Deze functie wordt gebruikt voor schotels en gebakken gerechten die
bruining nodig hebben.
210
GEBRUIK