- 52 -
Fig.13
Fig.14
EIGENSCHAPPEN
1.
Het steekpatroon selecteren
Draai de patroonkeuzeknop om een van de 12 steekpatronen te kiezen. Aan de buitenkant van de machine zijn
de steekpatronen door middel van een afbeelding weergegeven.
Opgelet:
Voordat u het steekpatroon wijzigt, schakel het apparaat uit en draai het handwiel om de naald in de
hoogste positie te zetten zodat deze niet vast komt te zitten of gebogen raakt.
Het is niet toegestaan om het steekpatroon terwijl de machine in werking is te wijzigen, de naald en/of
machine kunnen worden beschadigd.
2.
Achteruit naaien
Achteruit naaien (stiksteek) is handig voor het versterken van het begin en het einde van naden. Om deze
functie te gebruiken, doe het volgende:
1)
Naai vooruit zoals gebruikelijk en druk en houd de stiksteekknop vervolgens aan de voorkant van de
naaimachine ingedrukt om achteruit te naaien.
2)
Om opnieuw vooruit te naaien, laat de stiksteekknop los.
Opmerking: Achteruit naaien is alleen van toepassing op steekpatronen 1 tot 4.
3.
De naaisnelheid instellen
Schuif de aan/uit-schakelaar naar de stand „L“ of „H“. (“L” = lage snelheid; “H” = Hoge snelheid)
4.
Werklamp
Als u extra licht nodig heeft, druk op de lichtschakelaar om het licht in te schakelen. Druk opnieuw op de
schakelaar om het licht uit te schakelen. Het is niet mogelijk om de werklamp zelf te vervangen.
5.
Draadafsnijder
De machine is voorzien van een draadafsnijder aan de linkerkant van de machine. Gebruik deze om de draad
na het naaien of opwinden door te knippen.