NL
- 92 -
van de accupack!
5.7 Accucapaciteitsaanduiding
(
fi
g. 10, pos. h)
Druk op de schakelaar voor accucapaciteitsaan-
duiding (i). De accucapaciteitsaanduiding (h)
signaleert de laadtoestand van de accu aan de
hand van 3 LEDs.
Alle 3 LED’s branden:
de accu is vol geladen.
2 of 1 LED(s) branden
De accu beschikt over een voldoende restlading.
1 LED knippert:
De accu is leeg, laad de accu.
Alle LEDs knipperen:
De temperatuur van de accu is te laag. Verwijder
de accu van het apparaat en laat de accu één
dag liggen bij ruimtetemperatuur. Als de fout
opnieuw optreedt, dan werd hij diep ontladen en
is hij defect. Neem de accu van het apparaat. Een
defecte accu mag niet meer gebruikt resp. gela-
den worden.
6. Bediening
Waarschuwing!
Trek altijd de accu eruit, voordat u instellingen aan
het apparaat uitvoert.
6.1 Werken met de handcirkelzaag
•
Cirkelzaag steeds goed vasthouden.
•
De pendelbeschermkap (19) wordt door het
werkstuk automatisch teruggeschoven.
•
Gebruik geen geweld!
•
De cirkelzaag gelijkmatig vooruitschuiven
zonder te forceren.
•
Het afvalstuk moet zich aan de rechterkant
van de cirkelzaag bevinden zodat het brede
deel van de steuntafel met het volledige op-
pervlak op het werkstuk ligt.
•
Indien u volgens een voorgetekende lijn
zaagt, leidt u de cirkelzaag langs de overeen-
komstige inkeping.
•
Kleine houten stukken voor de bewerking
goed vastspannen. Nooit met de hand vast-
houden.
•
Veiligheidsinstructies zeker in acht nemen!
Veiligheidsbril dragen!
•
Gebruik geen defecte zaagbladen of zaagbla-
den die scheuren en barstjes vertonen.
•
Gebruik geen flenzen/flensmoeren waarvan
het boorgat groter of kleiner is dan dat van
het zaagblad.
•
Het zaagblad mag niet met de hand of door
zijdelingse druk tegen het zaagblad worden
afgeremd.
•
De pendelbeschermkap mag niet klem zitten
en moet aan het einde van de zaagbeurt zich
weer in de oorspronkelijke positie bevinden.
•
Voor gebruik van de cirkelzaag de werking
van de pendelbeschermkap controleren ter-
wijl de netstekker uit het stopcontact is verwij-
derd.
•
Vergewis u er zich voor elk gebruik van de
machine van dat de veiligheidsinrichtingen
zoals pendelbeschermkap, flenzen en ver-
stelinrichtingen werken resp. correct zijn afge-
steld en vastgezet.
•
Op de aansluiting voor spaanderafzuiging
(14) kan u een gepaste stofafzuiging aanslu-
iten. Vergewis u er zich van dat de stofafzu-
iging veilig en naar behoren is aangesloten.
•
De bewegelijke pendelbeschermkap mag
voor het zagen niet in de teruggetrokken be-
schermkap worden vastgeklemd.
6.2 Gebruik van de cirkelzaag
•
Pas snijdiepte, snijhoek en parallelaanslag
aan (zie pt. 5.1, 5.2 en 5.4).
•
Zet de cirkelzaag enkel met gemonteerd
zaagblad aan!
•
Plaats de zaagvoet plat op het te bewerken
stuk. Het zaagblad mag het werkstuk niet ra-
ken.
•
Hou de cirkelzaag dan met beide handen
vast.
6.3 In-/uitschakelen (
fi
g. 12)
Inschakelen:
Grendelknop (3) en AAN/UIT-schakelaar (2) tege-
lijkertijd indrukken.
•
Laat het zaagblad aanlopen tot het de volle
snelheid heeft bereikt. Leidt het zaagblad dan
behoedzaam langs de snijlijn. Oefen daarbij
slechts een lichte druk uit op het zaagblad.
Uitschakelen:
Grendelknop en AAN/UIT-schakelaar loslaten.
•
Bij het loslaten van de handgreep wordt de
machine automatisch uitgeschakeld zodat
onbedoeld draaien niet mogelijk is.
•
Let er goed op dat tijdens het werken de
ventilatieopeningen niet worden afgedekt of
verstopt geraken.
Anl_TE_CS_18_150_Li_SPK9.indb 92
Anl_TE_CS_18_150_Li_SPK9.indb 92
14.09.2021 14:59:36
14.09.2021 14:59:36