104
neDerlanDs
Als schroevendraaier gebruiken
(Afb. 1,6)
1. Draai de draaimoment kraag (C) in de gewenste
positie.
2. Pas het gewenste bereik van snelheid/
draaimoment met de versnellingswissel (D)
aan de snelheid en het draaimoment van de
geplande handeling aan.
OPMERKING:
Gebruik de laagste instelling van
het aanhaalmoment die nodig is om de schroef
tot de gewenste diepte in te draaien. Hoe lager
het nummer, hoe lager het aanhaalmoment.
3. Zet het gewenste accessoire voor het
aanschroeven in de boorkop, zoals u dat zou
doen met een boortje.
4. Probeer in een stuk afvalhout of op
een onzichtbare plek of u de kraag van de
boorhouder in de juiste stand hebt gezet.
5. Start altijd op de laagste instelling van het
draaimoment en verhoog vervolgens de
instelling om schade aan het werkstuk of
bevestiging te vermijden.
ONDERHOUD
Uw
D
e
WALT
gereedschap op stroom is ontworpen
om gedurende een lange tijdsperiode te
functioneren met een minimum aan onderhoud. Het
continu naar bevrediging functioneren hangt af van
de juiste zorg voor het gereedschap en regelmatig
schoonmaken.
WAARSCHUWING: Om het gevaar
op ernstig persoonlijk letsel te
verminderen, zet u het gereedschap
uit en ontkoppelt u de accu,
voordat u enige aanpassing maakt
of hulpstukken of accessoires
verwijdert/installeert.
Het onbedoeld
opstarten kan letsel veroorzaken.
Aan de lader en de accu kan geen onderhoud
worden verricht.
Smering
Uw elektrische gereedschap heeft geen aanvullende
smering nodig.
DE TREKKER ONMIDDELLIJK LOS,
haal het
bitje uit het werk en bepaal wat de oorzaak
van het vastlopen is.
KLIK DE SCHAKELAAR
NIET AAN EN UIT IN EEN POGING EEN
VASTGELOPEN BOORMACHINE WEER OP
GANG TE HELPEN — HIERDOOR ZOU U DE
BOORMACHINE KUNNEN BESCHADIGEN.
7. U kunt het doorbreken van het materiaal en het
vastlopen tot een minimum beperken door de
druk op de boormachine te verminderen en het
boortje geleidelijk door het laatste gedeelte van
het boorgat te leiden.
8. Laat de motor draaien terwijl u het bitje
terugtrekt uit het geboorde gat. Zo kunt u het
vastlopen voorkomen.
9. Voor boormachines met een variabele snelheid
hebt u geen centerpons nodig om een
beginpunt van het boorgat te maken. Gebruik
een lage snelheid om met het gat te beginnen
en voer de snelheid op door harder op de
schakelaar te drukken als het gat diep genoeg
is om te boren zonder dat de boor eruit springt.
Als hamerboor gebruiken (Alleen
DCD796) (Afb. 1, 5)
1. Draai de kraag (C) naar het symbool van de
hamer.
2. Selecteer de hoge snelheid (2)-instelling
door de versnellingswissel (D) naar achter te
schuiven (weg van de boorkop).
BELANGRIJK:
Gebruik steenboren met een
hardmetalen punt.
3. Oefen bij het boren precies zo veel kracht
uit op de hamerboor dat de machine niet al te
veel stuitert of het boortje wegloopt. Wanneer
u te veel kracht uitoefent, geeft dat een lagere
boorsnelheid, oververhitting en een lager
boorrendement.
4. Boor rechtuit, houd het boortje in een rechte
hoek op het werkstuk. Oefen tijdens het boren
geen druk van opzij uit op het boortje omdat
hierdoor de windingen van het boortje verstopt
raken en de boorsnelheid afneemt.
5. Wanneer u diepe gaten boort en de snelheid
van de slagboor neemt af, trek dan het boortje
gedeeltelijk uit het gat terwijl de machine loopt
zodat het boorstof uit het boorgat kan komen.
OPMERKING:
Een soepele, gelijkmatige stroom
stof uit het gat geeft de juiste boorsnelheid aan.