47
Voed geen elektro-afrastering met twee toestellen.
Zorg ervoor dat stroomvoerende draden van twee toestellen niet op hetzelfde of
naburige percelen minder dan 2,5 m van elkaar verwijderd zijn.
Plaats de aardingselektrode van het toestel niet op minder dan 10 m van enig
gedeelte van een aardingssysteem van stroomvoorziening of telecommunicatie.
Draden van elektro-afrasteringen mogen niet over of dichtbij bovengrondse
stroomdraden of communicatiekabels verlopen.
Definities van gebruikte vakuitdrukkingen
Apparaat/lader/laadapparaat/elektro-afrasteringsapparaat
– Een apparaat dat is
bedoeld om met tussenpozen stroomimpulsen te geven aan een eraan gekoppelde
afrastering.
Afrastering
– Een barrière die om dieren in/uit te sluiten of uit veiligheidsoverwegingen
wordt ingezet, bestaande uit een of meer geleiders zoals draden, pennen of rails van
metaal.
Elektrische afrastering
– Een barrière bestaande uit een of meer geleiders die zijn
geïsoleerd van de aarde, en die stroomimpulsen krijgt van een apparaat.
Afrasteringscircuit
– Alle geleidende delen of componenten binnen een apparaat die
zijn of kunnen worden aangesloten (galvanisch) op de afrasteringsaansluitingen.
Aarde-elektrode
– Metalen constructie die in de buurt van een apparaat in de grond
wordt geplaatst en elektrisch met de aarde-aansluiting van het apparaat wordt
verbonden, maar wel afhankelijk werkt van andere aarde-apparatuur.
Aansluitdraad
– Een elektrische geleider die wordt gebruikt om het apparaat aan te
sluiten op de elektrische afrastering of de aarde-elektrode.
Elektrische weide-afrastering
– Een elektrische afrastering die wordt gebruikt om
dieren binnen of buiten een bepaald gebied te houden.