57
Volg onze adviezen over het aarden op.
Tussen de aardingselektrode van het elektro-afrasteringsapparaat en mogelijke andere
componenten die op een aardingssysteem zijn aangesloten, zoals bijvoorbeeld de
randaarding van de stroomvoorziening of de aarding van het
telecommunicatiesysteem, dient een minimum afstand van 10 m te worden
aangehouden.
Aansluitdraden die in gebouwen lopen, dienen effectief van de geaarde constructie-
elementen van het gebouw te zijn geïsoleerd. Dit kan door middel van geïsoleerde
hoogspanningskabel bereikt worden.
Aansluitdraden die ondergronds verlopen, dienen òf in een isolatiebuis van isolerend
materiaal te liggen òf er dient geïsoleerde hoogspanningskabel te worden gebruikt. Er
dient grote omzichtigheid te worden betracht om schade aan de aansluitdraden door
dierenhoeven of in de grond zakkende tractorwielen e.d. te voorkomen.
Aansluitdraden mogen niet in dezelfde buis als de bedrading voor de netvoeding,
communicatiekabels of datakabels verlopen.
Aansluitdraden en elektrische weide-afrasteringsdraden mogen niet over
bovengrondse stroomdraden of communicatiekabels verlopen.
Kruisingen met bovengrondse stroomleidingen dienen zoveel mogelijk te worden
vermeden. Als een kruising niet te voorkomen is, dient deze onder de stroomleiding te
worden gelegd en daarmee zoveel mogelijk een rechte hoek te vormen.
Als aansluitdraden en draden van elektrische weide-afrasteringen dicht bij een
bovengrondse stroomleiding worden geïnstalleerd, dient de afstand tot deze niet
minder te bedragen dan hetgeen in de onderstaande tabel te zien is.
Summary of Contents for 1000/X1/401
Page 136: ...136 ...