NEDERLANDS
26
7.3 Plaats van opstelling PULSAR DRY (Afb. 2, bladz 2)
•
Een stevige verankering van de pomp aan de steunbasis bevordert het absorberen van eventuele trillingen die door de werking van
de pomp kunnen ontstaan.
•
Blokkeer de leidingen met de hiervoor bestemde dragers en sluit ze zodanig aan dat ze geen krachten, spanningen of trillingen
overbrengen aan de pompopeningen.
•
Het is altijd een goede regel om de pomp zo dicht mogelijk bij de te pompen vloeistof op te stellen.
•
Bij installatie in aanzuiging wordt aanbevolen een voetklep te installeren. Om de vorming van luchtbellen in de zuigleiding te
voorkomen, ervoor zorgen dat de zuigleiding naar de elektropomp toe een lichte opgaande helling heeft.
•
Zorg voor een opening in de persleiding, voor het vullen van de pomp (zie paragraaf. 9.1).
7.4 Bedrijfscondities PULSAR DRY
•
Watertemperatuur: van 0°C tot + 40°C / 32°F a 104°F.
•
De elektropomp kan niet droog functioneren.
•
Installatie in verticale stand.
•
De eventuele pompput moet vorstbestendig zijn.
7.5 Hydraulische aansluiting PULSAR – PULSAR DRY
•
De hydraulische aansluiting van de elektropomp kan tot stand worden gebracht met elementen van ijzer of van starre kunststof.
•
De uitlaatleiding mag geen enkele vernauwing vertonen.
•
Het is raadzaam leidingen te gebruiken met een binnendiameter die tenminste gelijk is aan de diameter van de toevoeropening, om
een afname van de prestaties van de elektropomp en de kans op verstoppingen te vermijden.
•
Voor de uitvoering met vlotterschakelaar dient u te controleren of de schakelaar zich vrij kan bewegen (zie paragraaf 9.3.
“AFSTELLING VAN DE VLOTTERSCHAKELAAR” ). De afmetingen van de put moeten altijd in de juiste verhouding staan tot de
hoeveelheid water die wordt aangevoerd en tot de opbrengst van de elektropomp, zodat de motor niet wordt blootgesteld aan te
veelvuldige starts.
•
Om de elektropomp op zijn plaats te laten zakken, dient u altijd een koord of een ketting te gebruiken die u eerder heeft bevestigd aan
de bovenste haak van de elektropomp (Afb.1, bladz 1).
Gebruik nooit de voedingskabel om de elektropomp op te tillen.
•
Bij gebruik van de pomp in putten wordt aanbevolen de voedingskabel met behulp van om de twee/drie meter aangebrachte klemmen
vast te zetten aan de persleiding.
Installeer een terugslagklep op de toevoerleiding op een afstand van tenminste 2 m / 6,5 ft van de toevoeropening van de
elektropomp. (Afb. 1, bladz 1)
De lengte van de voedingskabel die zich op de elektropomp bevindt, beperkt de maximale diepte waarop de elektropomp
geïnstalleerd kan worden.
Het droog functioneren van de pomp veroorzaakt onherstelbare beschadiging van de mechanische dichting.
8.
ELEKTRISCHE AANSLUITING
Verzeker u ervan dat de netspanning overeenkomt met de spanning die vermeld is op het kenplaatje van de te voeden motor en
dat het mogelijk is een
DEGELIJKE AARDING
te realiseren.
•
De elektropomp is voorzien van een elektriciteitskabel voor zowel de monofase als de driefase uitvoering. Wanneer de
voedingskabel beschadigd is, dient hij te worden
vervangen
en
niet gerepareerd
.
•
Het is raadzaam een aparte elektriciteitslijn te gebruiken voor de aansluiting van de elektropomp.
•
Installeer vóór de elektropomp een magnetothermische differentiaalschakelaar met een geschikte gevoeligheid.
•
Schakel de spanning vóór de installatie uit alvorens de elektrische aansluiting van de elektropomp tot stand te brengen.
•
De monofase motoren zijn uitgerust met een ingebouwde thermische stroombeveiliging en kunnen rechtstreeks op het net worden
aangesloten.
N.B.
bij overbelasting schakelt de motor automatisch uit
. Nadat hij weer is afgekoeld, zal hij automatisch opnieuw
starten, zonder dat handmatig ingrijpen noodzakelijk is.
•
De driefase elektropompen moeten worden beschermd met speciale
motorbeveiligingsschakelaars die correct zijn afgesteld aan de hand van de gegevens op het
kenplaatje van de installeren elektropomp.
•
Sluit de kabel van de elektropomp aan op het schakelpaneel en laat met elkaar
corresponderen:
•
Alvorens de starttest te doen, het waterniveau in de put controleren.
Modell
Lijnzekeringen (Ampère)
1x220-240V 50/60Hz
1x230V 60Hz
3x400V 50/60Hz
PULSAR – PULSAR DRY 30/50
6
4
PULSAR – PULSAR DRY 40/50 – 40/506
8
4
PULSAR – PULSAR DRY 50/50 – 50/506
8
4
PULSAR – PULSAR DRY 65/50 – 65/506
10
4
PULSAR DRY 20/80
PULSAR – PULSAR DRY 30/80 – 30/806
8
4
PULSAR – PULSAR DRY 40/80 – 40/806
8
4
PULSAR – PULSAR DRY 50/80 – 50/806
10
4